
Opeenvolgende jaren met perioden van droogte, hitte en hoosbuien hebben de noodzaak voor scherpe doelstellingen voor waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie bevestigd. Daarom is het Deltaprogramma voor de komende jaren aangescherpt.
Geen tijd te verliezen
“We hebben nog 30 jaar te gaan tot 2050, maar er is weinig tijd te verliezen, want de opgaven zijn groot”, zegt Deltacommissaris Glas.
Cora van Nieuwenhuizen, minister van Infrastructuur en Waterstaat, heeft daarom laten weten 200 miljoen euro beschikbaar te stellen voor cofinanciering van maatregelen tegen wateroverlast. Daarnaast komt er 100 miljoen euro extra uit het Deltafonds beschikbaar voor concrete maatregelen van het Deltaprogramma Zoetwater in de periode 2022 – 2027.
800 miljoen euro voor zoetwatermaatregelen
Samen met de toegezegde 75% cofinanciering uit de regio komt het totale budget voor de uitvoering van zoetwatermaatregelen in deze periode daarmee op ruim 800 miljoen euro. In de periode 2021 – 2034 is in het Deltafonds circa 18,6 miljard euro beschikbaar, waarmee het jaarlijkse budget gemiddeld op 1,3 miljard euro uitkomt.
Klimaatbestendig maken van vitale functies
De Deltacommissaris roept alle keringbeheerders en betrokken partijen op om alles op alles te zetten om de doelen voor waterveiligheid te realiseren. Ook vraagt Glas aandacht voor het klimaatbestendig maken van vitale en kwetsbare functies. Dit moet intensiever worden opgepakt. “De afgelopen maanden hebben we meer dan ooit ervaren hoe belangrijk het is dat onze vitale sectoren zoals de zorg, ICT en energie, gas- en drinkwatervoorziening kunnen blijven functioneren tijdens een crisis. Het klimaatbestendig maken van vitale en kwetsbare functies moet worden geïntensiveerd.”
Water sturend voor ruimtelijke inrichting
In het Deltaprogramma 2021 is daarnaast veel aandacht voor de verbinding tussen ruimte en water. De wateropgaven moeten meer sturend worden en randvoorwaarden gaan aangeven voor de keuzes in de ruimtelijke inrichting van Nederland. Dit betekent bijvoorbeeld dat het telen van bepaalde gewassen bij voorkeur niet meer in droogtegevoelige gebieden moet plaatsvinden. Ook moet er bij de locatiekeuze en de gebiedsinrichting van nieuwe woonwijken rekening gehouden worden met de klimaatverandering.