Wettelijke grondslag voor de leggerplicht
De beheerder van waterstaatswerken stelt de legger vast. Dit staat in artikel 2.39, eerste lid van de Omgevingswet. Het Rijk en waterschappen zijn verplicht om leggers vast te stellen voor hun waterstaatswerken. Andere beheerders van waterstaatswerken hebben volgens artikel 2.39, tweede lid van de Omgevingswet, geen leggerplicht.
Naast deze legger (uit de Omgevingswet) hebben waterschappen ook een onderhoudslegger (uit de Waterschapswet).
Belang van de legger
Waterbeheerders kunnen de legger nodig hebben om hun taak uit te oefenen. Denk hierbij aan:
- het bepalen of sprake is van onderhoud of wijziging van waterstaatswerken. De waterbeheerder kan bepalen of er sprake is van een wijziging. Dit doet hij door de gewijzigde situatie te vergelijken met die in de legger. Bij wijziging van een waterstaatswerk ten opzichte van de situatie in de legger is vaak een projectbesluit (en wijziging van de legger) nodig;
- het opnemen van bergingsgebieden. Uit de begripsomschrijving van ‘bergingsgebied’ in de Omgevingswet volgt dat waterbeheerders bergingsgebieden in de legger moeten opnemen. Anders is het gebied geen bergingsgebied als bedoeld in de Omgevingswet.
Vrijstellingen leggerplicht
Niet elk oppervlaktewaterlichaam heeft een legger nodig. Er zijn vrijstellingen:
- Vrijstelling voor rijkswateren. De vrijstelling voor rijkswateren staat in artikel 3.13 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) De uitvoeringslasten voor deze gebieden zouden anders onevenredig hoog zijn. Het gaat om grote wateren zoals de Noordzee, de Waddenzee en het Ketelmeer. Omdat die van nature sterk veranderen, heeft het geen nut de kenmerken precies vast te leggen. De vrijstelling geldt ook voor sommige aangewezen locaties in rijkswateren. Dit zijn bijvoorbeeld kleine locaties of als de ligging, vorm, afmeting en constructie niet goed te omschrijven is.
- Vrijstelling voor regionale wateren. Een provincie kan voor watersystemen in beheer bij anderen dan het Rijk (regionale wateren) een vrijstelling opnemen in de omgevingsverordening. Zo kan het bijvoorbeeld onevenredig belastend zijn om voor elke greppel of sloot een legger vast te stellen. Dit staat in artikel 2.39, vierde lid van de Omgevingswet.
Vaststellen en procedures
De Omgevingswet zegt niets over de voorbereiding en vaststelling van de legger. De legger is een beschrijvend document. Hij is niet gericht op rechtsgevolg. De legger is uitgesloten van beroep van de Algemene wet bestuursrecht. U kunt dus niet procederen tegen de legger.
Nadeelcompensatie
Leggers hebben geen rechtstreekse gevolgen voor burgers en bedrijven. Daarom zijn leggers niet als schadeoorzaak aangewezen in artikel 15.1 van de Omgevingswet. Er geldt hiervoor dus geen nadeelcompensatie.
Technisch beheerregister
Een legger kan een technisch beheerregister als bijlage hebben. Dit is verplicht bij primaire waterkeringen of waterkeringen waarvoor omgevingswaarden bestaan. In het register staan gegevens om de sterkte van de waterkering te kunnen toetsen.
Wijzigen van waterstaatswerken
Een legger kan een waterstaatswerk niet wijzigen. De besluitvorming voor een wijziging van een waterstaatswerk door het Rijk (uitgevoerd door Rijkswaterstaat) of het waterschap gebeurt met:
- projectbesluit
- vergunning eigen dienst
- zonder voorafgaand besluit
Een wijziging zonder besluit is mogelijk als er geen vergunningplicht is voor de wijziging. Of er een vergunningplicht is staat in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of de waterschapsverordening.
Als niet-waterbeheerders een waterstaatswerk willen wijzigen, dan gaat dat via een omgevingsvergunning of kan aan de waterbeheerder worden gevraagd om een projectbesluit vast te stellen. In de waterschapsverordening kan een wijziging zonder voorafgaand besluit staan. Er kan dan bijvoorbeeld wel een meldplicht gelden.
Overgangsrecht
Een legger onder de Waterwet kan blijven bestaan als legger onder de Omgevingswet. Maar dat geldt niet voor het deel van de legger dat gaat over de ligging van een eventuele beschermingszone. Dit volgt uit artikel 4.59 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Beschermingszones
Onder de Omgevingswet kan een legger geen beschermingszone meer vastleggen of wijzigen. Die zones gaan als beperkingengebied deel uitmaken van de waterschapsverordening voor de regionale wateren. Voor de rijkswateren staat de aanwijzing van deze gebieden in het Omgevingsbesluit en de geografische begrenzing in de Omgevingsregeling. Het overgangsrecht voor de beschermingszones is geregeld via het overgangsrecht van de waterschapsverordening. Dit volgt uit de Invoeringswet Omgevingswet, artikel 4.7. Als een beschermingszone onder de Waterwet onherroepelijk is, blijft dit gelden tot in de waterschapsverordening een beperkingengebied is opgenomen.
Wijzigingen van de legger
De waterbeheerder bepaalt zelf wanneer het de legger aanpast. Een van de aanleidingen hiervoor is de afronding van projecten met wijzigingen aan waterstaatswerken. De waterbeheerder wijzigt de legger in de praktijk om de 1 of 2 jaar.
Onderhoudslegger waterschap
Naast de legger die de waterbeheerder vaststelt volgens de Omgevingswet is er ook een onderhoudslegger. De grondslag hiervoor zit in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet. De onderhoudslegger bevat de aanwijzing van onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen binnen het waterschapsgebied.
Via de onderhoudslegger wordt aangewezen wie verplicht is het onderhoud aan waterstaatswerken uit te voeren, dit kan de waterbeheerder zelf zijn, maar ook andere partijen, zoals bijvoorbeeld aanwonenden. De onderhoudslegger maakt duidelijk wie welke taak heeft bij het onderhoud aan waterstaatswerken in beheer bij het waterschap.