(Inter)nationale samenwerking sleutel bij waterweerbaarheid 

4 juni 2025

“Wie heeft er al een noodpakket?” Met die vraag opent Splinter Chabot Waterpoort. Geen rare vraag, want door klimaatverandering en geopolitieke spanningen neemt de dreiging toe. Denk aan de overstromingen in Limburg en stroomstoringen in Spanje en Frankrijk. In hoeverre is de watersector voorbereid?

Een goedgevulde zaal luistert aandachtig naar Splinter Chabot, Vincent Lokin (bestuurslid Unie van Waterschappen) en Pieter Litjens (voorzitter Vewin). Ze staan voor een groot scherm in Nieuwspoort. De sfeer is zakelijk en betrokken. De deelnemers zitten in een halve cirkel, wat een interactieve setting suggereert.
Een goedgevulde zaal luistert aandachtig naar Splinter Chabot, Vincent Lokin (bestuurslid Unie van Waterschappen) en Pieter Litjens (voorzitter Vewin). Ze staan voor een groot scherm in Nieuwspoort. De sfeer is zakelijk en betrokken. De deelnemers zitten in een halve cirkel, wat een interactieve setting suggereert.

Op 26 mei organiseerden de Unie van Waterschappen en Vewin bij Nieuwspoort een nieuwe editie van Waterpoort. Met een boordevol programma: een mini-college over waterweerbaarheid, een korte film over de voorbereidingen van Vewin en de waterschappen, en tot slot een debat met Eerste en Tweede Kamerleden, een Europarlementariër en het publiek. Waterweerbaarheid is een mooi, interessant en belangrijk onderwerp, vindt gespreksleider Splinter Chabot. 

Watersector maakt zich zorgen 

We leven in een onvoorspelbare wereld. Zowel Pieter Litjens, voorzitter van de vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin), als Vincent Lokin, bestuurslid van de Unie van Waterschappen, maken zich zorgen. Litjens: “We zien de laatste tijd steeds vaker stroomstoringen – door sabotage in Zuid-Frankrijk en de grote storing in Spanje. Het is niet meer denkbeeldig; het komt in de praktijk gewoon voor.”  

Bij drinkwaterbedrijven en waterschappen staat weerbaarheid dan ook hoog op de agenda. “We werken hard aan waterveiligheid. Het is een continue, risicogestuurd proces”, zegt Vincent Lokin. “Ik zal niet zeggen dat we kwetsbaar zijn, maar we weten ook niet of we het huis voldoende op orde hebben.” Hij wil daarom meer duidelijkheid vanuit de politiek. “We zitten in een tussenfase, tussen vrede en oorlog; wat dat precies betekent weten wij niet. Het helpt als dit geduid wordt, zodat wij ons kunnen organiseren om op dat niveau voorbereid te zijn.”   

Mini-college Waterweerbaarheid: Reële dreiging of paranoia 

De zorgen over klimaatverandering en geopolitieke spanningen zijn niet onterecht. Dat blijkt uit het mini-college van Louise van Schaik, Head of Unit EU & Global Affairs bij Clingendael. Hierin behandelt ze in sneltreinvaart de gevolgen van klimaatverandering en hybride dreigingen. Wat betreft klimaat ziet ze vooral uitdagingen op het gebied van zeespiegelstijging en droogte. Hier heeft Nederland de zaken goed op orde, maar bij hybride dreigingen ligt dat anders. 

“In Nederland en West-Europa zijn we niet gewend dat ons grondgebied en onze vitale infrastructuur onder druk komen te staan”, zegt Van Schaik. “Dergelijke dreigingen hebben we decennialang niet gevoeld.” Er zijn voorbeelden te over: van fake news en cyberaanvallen tot bedrijfsspionage en aanslagen. Ook specifiek voor water. Van Schaik noemt onder andere de opgeblazen Kakhovka-dam in Oekraïne en watervergiftiging bij een NAVO-kazerne in Duitsland.  

De watersector staat volgens Van Schaik voor de opgave om weerbaarder te worden. En die uitdagingen liggen niet alleen op het gebied van cybersecurity. Maar ook op het gebied van apparatuur – “Kopen we nog Chinese waterpompen?” – én bij de mensen zelf. Zij moeten ook weerbaarder worden en anders gaan denken. Tot slot moet de sector onderzoeken hoe makkelijk mensen kunnen binnendringen bij cruciale installaties. Moeten deze fysiek bewaakt worden? “Van dijkbewaking naar terreinbewaking”, besluit Van Schaik haar college. 

Het belang van samenwerking

Na een korte video waarin Vewin en de Unie kort vertellen over de waterweerbaarheid, is het tijd voor het debat in een opstelling gebaseerd op het Britse Lagerhuis. Dit gebeurt aan de hand van twee stellingen.  

De vier aanwezige politici – Cor Pierik (Tweede Kamerlid BBB), Tekke Panman (Eerste Kamerlid BBB), Jesse Six Dijkstra (Tweede Kamerlid NSC) en Ingeborg ter Laak (Europarlementariër CDA) – zijn allemaal doordrongen van het belang van waterweerbaarheid. Samenwerking speelt daarbij een belangrijke rol. Panman: “We kunnen waterweerbaarheid niet alleen maar overlaten aan de waterschappen. We moeten elkaar helpen en niet achteroverleunen.” Six Dijkstra denkt dat aankomende wetgeving bij waterweerbaarheid gaat helpen. Ter Laak noemt het een Europees probleem. “Water stroomt”, zegt ze. “Het houdt zich niet aan grenzen. Het stroomt door heel Europa, dus we moeten wel samenwerken.”  

Stelling 1: “Er is te weinig aandacht voor dreigingen als energieuitval, natuurbranden en dijkdoorbraken” 

Pierik is het eens met deze stelling. Hij vindt dat er te weinig aandacht is voor waterweerbaarheid en noemt het een cruciaal onderdeel voor het omgaan met de huidige geopolitieke situatie en klimaatverandering. Hij wijst op het probleem van de droogte en pleit ervoor om water beter vast te houden. “Water is cruciaal voor de voedselvoorziening. In periodes van droogte groeit er heel weinig. Om de voedselzekerheid op peil te houden, hebben we waterzekerheid nodig.”  

Vanuit het publiek wordt ook gereageerd. “Ik word getriggerd door de term voedselzekerheid. Er wordt steeds geroepen dat dit ontzettend belangrijk is. Maar heel veel van ons water gaat naar bloembollen, planten en tuinen. Dit wordt nu steeds bij elkaar gegooid en moet worden gescheiden.” Pierik bevestigt dat er inderdaad ook water nodig is voor de bloembollen en planten. Hij weet niet de exacte cijfers, maar “een substantieel deel van het water gaat echt naar de voedselvoorziening”, zegt hij. 

Ook Ter Laak is het eens met de stelling.  “Water is leven”, zegt ze. “We hebben het nodig voor energie- en watervoorziening.” In Europa wordt volgens haar goed nagedacht over waar de prioriteiten liggen tijdens een crisis. “Wie komt er als eerste en wie als laatste?” Dat zijn moeilijke vragen, vindt Ter Laak. Europa moet goed in beeld hebben hoe alles ervoor staat. “Bij volle graanschuren kun je er beter voor kiezen om de energievoorziening op peil te houden.” Dit zijn geen beslissingen die Europa van tevoren kan nemen. Alles hangt af van de context van dat moment, aldus Ter Laak.  

De waterschappen hebben veel dingen goed geregeld, vindt Lokin. Dat wordt ook bevestigd vanuit het publiek. “Waterschappen denken redelijk ver vooruit. Er staan in onze organisatie vijftig mensen via een piketregeling permanent klaar voor het geval er een calamiteit is.” Het is alleen niet duidelijk wat er gaat gebeuren als er meerdere calamiteiten tegelijkertijd plaatsvinden. Lokin benadrukt opnieuw de behoefte aan kaders. “Het is belangrijk dat we nieuwe dingen in de discussie afronden met een conclusie. Nu gooien we wat dingen in de lucht en dan leven we door. We moeten nieuwe normen stellen en daarnaar handelen.”  

Litjens benadrukt het belang van samenwerking. “Drinkwaterbedrijven hebben een heleboel raakvlakken. Niet alleen met de waterschappen, maar ook met andere bedrijven. Het is belangrijk dat we ons gezamenlijk voorbereiden op bedreigingen. Die integraliteit kan beter.” Tekke Panman springt daar op in. Hij vraagt zich af hoe dat zit in Flevoland. “Een groot deel van onze voedselvoorziening komt uit Flevoland. Defensie gaat nu bij Lelystad gevechtsvliegtuigen stationeren en een kazerne bouwen. Hiermee neemt het risico op een aanslag op de dijken en gemalen in Flevoland toe. Zijn de waterschappen hierover in gesprek met Defensie?” Volgens Lokin is het in dit geval aan Hetty Klaver, dijkgraaf van Zuiderzeeland, om hierover het gesprek aan te gaan. Wel doet hij een oproep aan de nationale politiek: “Kijk wat het betekent als je bepaalde functies op bepaalde plekken wilt vestigen. Dat geeft ons de gelegenheid om ons daarop te organiseren.” 

Stelling 2:  Het opstellen van een Nationaal weerbaarheidsplan is nodig om impuls te geven aan meer weerbare drinkwatersector. 

Het hangt ervan af wat er precies bedoeld wordt met een plan, reageert Litjens. “Als het betekent dat je met waterweerbaarheid ervoor zorgt dat er een robuuste watersector ontstaat of dat het belang daarvan op de agenda komt, dan is dat hartstikke goed. Maar zomaar een nationaal waterbeheerplan heeft weinig zin.” Lokin is meer een voorstander van continu werken aan waterveiligheid. “We zijn voor permanent bezig zijn met waterweerbaarheid. Ervoor zorgen dat je je huis op orde hebt. Helemaal standaard gaat dat niet worden.” 

Six Dijkstra is wél voorstander van een nationaal weerbaarheidsplan, mits dit continue wordt geüpdatet. “Zodat we onze weerbaarheid op orde hebben en elke keer weer kijken of het voldoet aan de huidige situatie. Want de bedreigingen veranderen natuurlijk ook de hele tijd.” 

Vanuit het publiek klinkt het: “Bij mij gaan er meteen twee rode vlaggen omhoog. De eerste is nationaal, dat moet internationaal worden. Want water is niet geïsoleerd. Ook moet plan framework zijn. Want je moet altijd ruimte laten om te kunnen improviseren.” Ook wordt de vraag gesteld: “Hoe goed is goed genoeg? Deze vraag dwingt je om te kwantificeren welk resultaat je wel en niet wilt. Als dat niet duidelijk is dan krijg je allerlei mensen die dan roepen ‘We doen het goed, maar het kan beter’. Dat klinkt leuk, maar zegt helemaal niks.” 

Chabot stelt de vraag meteen aan het panel. Panman vindt het lastige vraag. “Je moet eerst vaststellen wat je wilt bereiken. Wat wil je overeind houden. Dan kun je bekijken wat er nodig is.” Hij denkt niet dat de politiek dat kan en moet bepalen, maar de waterschappen. “Zij weten wat de kern is. De politiek moet hierbij vooral een faciliterende rol aannemen.” Six Dijkstra noemt het een vrij brede vraag. “Ik kan niet in een paar minuten uitleggen wat er allemaal nodig is. Ik denk dat de aankomende wetten – zoals wet weerbaarheid kritieke entiteiten en de beveilingswet – vrij goede richtsnoeren geven. Het uitgangspunt is dat ook bij grote storingen vitale processen 72 uur lang moeten kunnen doordraaien op voldoende niveau.” 

Vanuit Europa komt er een Water Resilience Plan, zegt Ter Laak. Maar ze vindt wel dat er een nationale vertaling van het Europese plan moet komen. Want wat betekent dit plan voor Nederland? “We zijn toch een delta waar het water naartoe stroomt. Als er in Duitsland een waterbedding wordt gemaakt waardoor er ineens heel veel water naar Nederland komt dan hebben wij ook een uitdaging. We zullen het samen gaan moeten doen.”  

“Het toverwoord is dus samenwerking”, besluit Chabot het debat. “We staan aan het begin van het proces: van alle onderzoeken, frameworks, en politiek. En dat we er een begin is, betekent natuurlijk ook dat er een vervolg komt. Daarom zeg ik alvast dat er op 3 november weer een Waterpoort komt.”  

Deel dit via: