Het aangenomen wetsvoorstel tot aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen is een eerste, belangrijke verbetering van het belastingstelsel van de waterschappen. Het lost de urgente knelpunten op en helpt de waterschappen bij het realiseren van de opgaven waar Nederland voor staat. Bovendien zorgt het ervoor dat waterschappen in hun werk minder mens- en milieubelastende stoffen hoeven te gebruiken.
Veilige dijken en voldoende en schoon oppervlaktewater zijn zo belangrijk dat altijd voldoende geld beschikbaar moet zijn voor het waterbeheer. Waterschappen heffen daarom eigen belastingen voor de kosten van hun werk. Er is brede steun voor het uitgangspunt van het wetsvoorstel: hoe meer profijt je van het werk van het waterschap hebt, hoe meer je betaalt. Het zal leiden tot meer draagvlak voor de waterschapsbelastingen en tot beter uitlegbare tarieven.
Het aangenomen wetsvoorstel moet zo snel mogelijk in wetgeving worden verankerd. De waterschappen gaan ervan uit dat zij het nieuwe stelsel met ingang van 1 januari 2026 kunnen toepassen. De waterschappen zijn er klaar voor.
Aanleiding
Waterschappen zorgen voor veilige dijken en voldoende en schoon oppervlaktewater in Nederland. Zeker in deze tijd waarin meer en hevige regen en periodes van droogte vaker voorkomen, brengt dat veel investeringen en hoge kosten met zich mee. Dankzij de opbrengsten van de eigen waterschapsbelastingen die inwoners en bedrijven betalen, worden de waterschapstaken zelfstandig bekostigd. En hoeven ze niet te concurreren met andere overheidsuitgaven. Wel is er een aantal knelpunten binnen het huidige belastingstelsel. De Unie van Waterschappen heeft daarom in december 2020 een voorstel ingediend bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat om het belastingstelsel aan te passen.
Proces
Het wetsvoorstel voor aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen is in augustus en september 2022 in consultatie geweest. Iedereen kon toen reageren op het voorstel. Hierna heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de reacties bekeken en verwerkt. Begin april 2023 is het wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State gestuurd. Na verwerking van dit advies is het wetsvoorstel op 6 september 2023 bij de Tweede Kamer ingediend.
Kamerleden hebben op 10 oktober 2023 vragen gesteld over het wetsvoorstel. De minister beantwoordde deze vragen eind november. In de procedurevergadering van 20 december is besloten het wetsvoorstel aan te melden voor plenaire behandeling. Het wetsvoorstel is op 18 april 2024 behandeld in de Tweede Kamer. Op 23 april is er gestemd over de moties en amendementen en is het wetsvoorstel aangenomen. De behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer startte op 14 mei.
Op 9 juli 2024 was er in de Eerste Kamer een technische briefing van de Commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO). Hierna reageerde op 23 september de Eerste Kamer schriftelijk met vragen op het wetsvoorstel. Vervolgens beantwoordde de minister van Infrastructuur en Waterstaat deze vragen op 17 oktober in de nota naar aanleiding van het verslag. De Eerste Kamercommissie heeft in een tweede verslag van 12 november nieuwe vragen gesteld over het wetsvoorstel.
De minister van Infrastructuur en Waterstaat beantwoordde de vervolgvragen in de Nota naar aanleiding van het tweede verslag. De commissie Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening besloot dat het wetsvoorstel plenair behandeld zou worden in de Eerste Kamer. Dat is gebeurd op 28 januari. De stemmingen over een ingediende motie en het wetsvoorstel volgden op 4 februari. Daar is het wetsvoorstel aangenomen.
Vervolg
Het wetsvoorstel gaat nu voor ondertekening naar de koning en minister Madlener van Infrastructuur en Waterstaat. Daarna volgt publicatie in het Staatsblad. De wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De waterschappen gaan ervan uit dat zij het nieuwe stelsel met ingang van 1 januari 2026 kunnen toepassen.
Wat staat er in het voorstel?
In het wetsvoorstel worden de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing gewijzigd. Het voorstel biedt oplossingen voor de meest urgente knelpunten. Ook geeft het mogelijkheden om het profijtbeginsel in de watersysteemheffing beter toe te passen. Namelijk: hoe meer profijt een belanghebbende van het waterschap heeft, hoe meer hij betaalt. De aanpassing wordt daarnaast benut om ruimte te geven aan een aantal ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid, de circulaire economie en de energietransitie.
Het voorstel voor de watersysteemheffing zorgt er onder meer voor dat voor alle belastingbetalers een gelijkmatige tariefontwikkeling kan worden gerealiseerd. Met de voorstellen om de zuiverings- en verontreinigingsheffing aan te passen, willen de waterschappen bereiken dat de waterschappen in hun werk minder milieu- en mensbelastende stoffen hoeven te gebruiken.
Naast de belangrijkste knelpunten staan er nog andere zaken in het voorstel van de waterschappen en nu dus in het wetsvoorstel. Die gaan bijvoorbeeld over het apart in rekening kunnen brengen van de kosten van activiteiten die waterschappen uitvoeren bovenop hun normale taakuitoefening (zogeheten plusvoorzieningen). En over de mogelijkheid van een lagere heffing voor bedrijven als waterschappen waardevolle grondstoffen uit hun afvalwater halen.
Aanpassingen in watersysteemheffing
Met de watersysteemheffing wordt het geld opgehaald voor waterveiligheid, voldoende en schoon oppervlaktewater. Volgens de huidige systematiek moeten de waterschappen de kosten voor een belangrijk deel verdelen op basis van de waarde van gebouwen, grond en natuurterreinen. Het belangrijkste knelpunt van deze systematiek is dat de bijdrage kan toe- of afnemen. Zonder dat daar meer of minder voorzieningen tegenover hoeven te staan.
Het voorstel van de waterschappen gaat uit van een model waarin de kosten niet meer op basis van waarde maar op basis van gebiedskenmerken worden verdeeld. Het model geeft de algemeen besturen van de waterschappen daarbij meer mogelijkheden dan nu om bij het verdelen van de kosten rekening te houden met specifieke kenmerken van het gebied en van de taakuitoefening. Tegelijk zijn er meer mogelijkheden voor de waterschapsbesturen om een gelijkmatigere ontwikkeling van de tarieven voor alle betalende categorieën te realiseren.
Meer gelijkmatige lastenontwikkeling binnen categorie gebouwd
Het voorstel biedt ook een oplossing voor de huidige ongelijkmatige lastenontwikkeling in de heffing van de categorie eigenaren van gebouwen. Dat kan door de nieuwe verplichting om verschillende tarieven te gebruiken voor eigenaren van woningen en eigenaren van niet-woningen. Op dit moment moeten de waterschappen voor deze groepen hetzelfde tarief gebruiken. De WOZ-waarden van woningen zijn de afgelopen jaren echter veel harder gestegen dan de WOZ-waarden van niet-woningen. Hierdoor zijn woningeigenaren een steeds groter deel van de lasten gaan dragen zonder dat daar een hoger voorzieningenniveau tegenover stond. Met de nieuwe tariefdifferentiatie ontstaat een gelijkmatiger ontwikkeling van de lasten binnen de categorie eigenaren van gebouwen.
Aanpassingen in zuivering- en verontreinigingsheffing
De zuiveringsheffing dekt de kosten van het zuiveren van rioolwater. De verontreinigingsheffing wordt in rekening gebracht als rioolwater rechtstreeks in oppervlaktewater wordt geloosd. De hoogte van deze twee belastingen wordt gebaseerd op de vervuilingswaarde van afvalwater. Op basis van de huidige wetgeving moeten waterschappen bepaalde stoffen gebruiken bij de laboratoriumanalyses voor het vaststellen van de vervuilingswaarde van het afvalwater van bedrijven. Deze stoffen zijn belastend voor mens en milieu. De waterschappen willen deze stoffen niet meer gebruiken. Daarom hebben zij een alternatieve methode om de vervuilingswaarde vast te stellen voorgesteld.
Energie
Via de wijziging in de Waterschapswet wordt ook geregeld dat waterschappen meer hernieuwbare energie mogen opwekken dan ze voor hun wettelijke taken nodig hebben, zodat ze klimaatneutraliteit kunnen bereiken. En voor de bekostiging daarvoor de waterschapsbelasting kunnen gebruiken.
Toekomstbestendigere bekostiging Nederlandse waterbeheer
Met de voorstellen die nu worden gedaan, worden eerste stappen gezet naar een meer toekomstbestendige bekostiging van het waterbeheer. De waterschappen en een aantal belanghebbenden, waaronder LTO, VNO-NCW, VBNE en diverse politieke partijen, hebben nog meer wensen. Deze wensen gaan niet alleen over het belastingstelsel van de waterschappen. Maar over een bredere aanpak om de bekostiging van het Nederlandse waterbeheer toekomstbestendiger te maken. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaat samen met de andere organisaties die actief zijn in het waterbeheer kijken welke concrete stappen op dit terrein kunnen worden gezet.
Wat is de rol van de Unie van Waterschappen?
De Unie zet zich in om de voorstellen die de knelpunten oplossen om te laten zetten in wetgeving. En denkt met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat mee over een bredere aanpak om de bekostiging van het Nederlandse waterbeheer toekomstbestendiger te maken.