Het huidige belastingstelsel van de waterschappen dateert uit 2009. Omdat het stelsel een aantal knelpunten bevat, hebben de waterschappen de minister van Infrastructuur en Waterstaat in december 2020 gevraagd om het stelsel aan te passen. Dit zodat er een oplossing komt voor de deze knelpunten en het stelsel verder wordt verbeterd. De wet waarmee de aanpassingen zijn doorgevoerd, staat inmiddels in het Staatsblad. Het nieuwe belastingstelsel treedt op 1 januari 2026 in werking.
Het aangenomen wetsvoorstel tot aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen is een eerste, belangrijke verbetering van het belastingstelsel van de waterschappen. Het lost de urgente knelpunten op en helpt de waterschappen bij het realiseren van de opgaven waar Nederland voor staat. Bovendien zorgt het ervoor dat waterschappen in hun werk minder mens- en milieubelastende stoffen hoeven te gebruiken.
Veilige dijken en voldoende en schoon oppervlaktewater zijn zo belangrijk dat altijd voldoende geld beschikbaar moet zijn voor het waterbeheer. Waterschappen heffen daarom eigen belastingen voor de kosten van hun werk. Er is brede steun voor het uitgangspunt van het wetsvoorstel: hoe meer profijt je van het werk van het waterschap hebt, hoe meer je betaalt. Het zal leiden tot meer draagvlak voor de waterschapsbelastingen en tot beter uitlegbare tarieven.
De waterschappen zijn er klaar voor om het nieuwe stelsel met ingang van 1 januari 2026 te kunnen toepassen. En blijven graag intensief betrokken bij het vervolgtraject.
Aanleiding
Waterschappen zorgen voor veilige dijken en voldoende en gezond oppervlaktewater in Nederland. Ook zuiveren zij het afvalwater dat huishoudens en bedrijven op het gemeentelijk rioolstelsel afvoeren. Zeker in deze tijd waarin meer en hevige regen en periodes van droogte vaker voorkomen, brengen de taken van de waterschappen veel investeringen en hoge kosten met zich mee. Dankzij de eigen waterschapsbelastingen die inwoners en bedrijven betalen, worden de waterschapstaken zelfstandig bekostigd. En hoeven ze niet te concurreren met andere overheidsuitgaven. Er is een aantal knelpunten binnen het huidige belastingstelsel. De Unie van Waterschappen heeft daarom in december 2020 een voorstel ingediend bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat om het belastingstelsel aan te passen.
Proces
Begin 2021 is het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gestart met de voorbereiding van het wetsvoorstel. In augustus en september 2022 is het wetsvoorstel in internetconsultatie geweest. Hierna heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de reacties bekeken en verwerkt, waarna het wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State is gestuurd. De Raad van State heeft op 28 juni 2023 advies uitgebracht. Hierna is het wetsvoorstel op 6 september 2023 bij de Tweede Kamer ingediend. Na een schriftelijke vragenronde vond op 18 april 2024 de plenaire behandeling plaats. Een week later is gestemd over de moties en amendementen en is het wetsvoorstel aangenomen. Op 4 februari 2025 heeft ook de Eerste Kamer met het wetsvoorstel ingestemd.
Wat staat er in de wet?
De wet wijzigt de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing op een aantal punten. Met de wetswijziging worden de meest urgente knelpunten die in het stelsel zaten, opgelost. Ook geeft de wet mogelijkheden aan de waterschappen om het profijtbeginsel in de watersysteemheffing beter toe te passen. Belang (bij de voorzieningen van het waterschap) en betaling kunnen dan beter met elkaar in overeenstemming worden gebracht. De wet geeft daarnaast de ruimte om een aantal ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid, de circulaire economie en de energietransitie te stimuleren. Zo bevestigt de wet bijvoorbeeld dat waterschappen de kosten die zij maken om binnen de uitoefening van hun taken hernieuwbare energie op te wekken, via hun heffingen kunnen verhalen.
Het voorstel voor de watersysteemheffing zorgt er onder meer voor dat voor alle belastingbetalers een gelijkmatige tariefontwikkeling kan worden gerealiseerd. Met de voorstellen om de zuiverings- en verontreinigingsheffing aan te passen, wordt bereikt dat de waterschappen bij hun werk minder stoffen hoeven te gebruiken die belastend zijn voor mens en milieu.
Naast een oplossing voor de belangrijkste knelpunten staan er nog andere zaken in de wet. Die gaan bijvoorbeeld over de mogelijkheid om een hoger tarief in rekening te brengen wanneer het waterschap op verzoek in een bepaald gedeelte van het waterschapsgebied een wateraanvoerproject realiseert. En over de mogelijkheid van een lagere heffing voor bedrijven als er door het waterschap waardevolle grondstoffen uit hun afvalwater worden gehaald.
Aanpassingen in watersysteemheffing
Nieuwe wijze waarop de kosten van de watersysteemtaak worden verdeeld
Met de watersysteemheffing wordt het geld opgehaald voor veilige dijken en voldoende en gezond oppervlaktewater. De heffing wordt opgebracht door huishoudens en door eigenaren van gebouwen, grond en natuurterreinen. Aan de heffing gaat een kostenverdeling vooraf, waarin het waterschapsbestuur bepaalt welke groep welk deel van de kosten van de taakuitoefening draagt. Op dit moment moeten de waterschappen de kosten voor de drie eigenarengroepen verdelen op basis van de waarde van de gebouwen, de grond en de natuurterreinen. Het belangrijkste knelpunt van deze systematiek is dat de bijdrage van een groep kan toe- of afnemen zonder dat daar meer of minder voorzieningen van het waterschap tegenover staan.
Met ingang van 1 januari 2026 worden de kosten daarom niet meer op basis van de waarde van de objecten verdeeld. Maar op basis van de kenmerken van het gebied van het waterschap. Het vertrekpunt daarbij is wat de inwonerdichtheid en wat de ongebouwde dichtheid en de natuurdichtheid in het gebied van het waterschap is. Waterschappen kunnen bij de verdeling van de kosten voortaan ook rekening houden met andere specifieke kenmerken van het gebied en van de taakuitoefening. Dit kan tot een bijstelling van het kostenaandeel naar boven of naar beneden leiden. De wet geeft aan binnen welke bandbreedtes dit mag gebeuren. De nieuwe kostentoedelingsmethode geeft de algemeen besturen van de waterschappen dus meer mogelijkheden dan nu.
Meer gelijkmatige lastenontwikkeling binnen categorie gebouwd
De categorie gebouwd bestaat uit woningen en andere gebouwen, de zogenaamde niet-woningen. Op dit moment moeten waterschappen bij de belastingheffing voor eigenaren van woningen en voor eigenaren van niet-woningen hetzelfde tarief gebruiken. Maar omdat de WOZ-waarden van woningen de afgelopen jaren veel harder zijn gestegen dan de WOZ-waarden van niet-woningen, zijn woningeigenaren binnen de categorie gebouwd een steeds groter deel van de lasten gaan dragen. Zonder dat daar een hoger voorzieningenniveau van het waterschap tegenover stond. De nieuwe wet biedt een oplossing voor dit probleem. Voortaan moeten de waterschappen voor eigenaren van woningen een ander belastingtarief hanteren dan voor eigenaren van niet-woningen. Op deze wijze wordt een gelijkmatiger ontwikkeling van de lasten tussen de eigenaren van gebouwen gerealiseerd.
Aanpassingen in de zuiveringsheffing en in de verontreinigingsheffing
Nieuwe methode om afvalwater te analyseren
De zuiveringsheffing dekt de kosten die waterschappen maken om het afvalwater dat huishoudens en bedrijven op het gemeentelijk riool afvoeren, te zuiveren. De verontreinigingsheffing wordt in rekening gebracht als afvalwater rechtstreeks in oppervlaktewater wordt geloosd. De hoogte van deze twee belastingen wordt gebaseerd op de vervuilingswaarde van het afvalwater. Wat de vervuilingswaarde is, wordt bij ongeveer 1.400 bedrijven door middel van laboratoriumanalyses bepaald. Bij deze analyses moeten laboratoria op basis van de huidige wetgeving bepaalde stoffen gebruiken. Een aantal daarvan is belastend voor mens en milieu. De laboratoria hebben aangegeven deze stoffen niet meer te willen gebruiken. Met de methode die de wet nu voorschrijft hoeven laboratoria bij de analyses minder van deze stoffen te gebruiken.
Nieuwe werkwijze tabel afvalwatercoëfficiënten
Bij ongeveer een kwart van de bedrijven bepalen waterschappen de vervuilingswaarde. Dat doen ze door het waterverbruik te vermenigvuldigen met een van de afvalwatercoëfficiënten behorende bij de 15 klassen in de zogenoemde tabel afvalwatercoëfficiënten. Ongeveer 95% van deze tabelbedrijven is ingedeeld in klasse 8. De wetgever heeft daarom besloten dat alle nieuwe bedrijven in deze klasse worden ingedeeld. Tenzij het waterschap of het bedrijf zelf met een afvalwateronderzoek een lagere of hogere klasse aantoont. In sommige gevallen mag een praktische regeling worden toegepast in plaats van een kostbaar afvalwateronderzoek.
Voor bestaande bedrijven die niet in klasse 8 zijn ingedeeld op basis van een afvalwateronderzoek geldt gedurende 10 jaar overgangsrecht. Deze bedrijven blijven ingedeeld in de huidige klasse totdat het waterschap een individuele afvalwatercoëfficiënt heeft vastgesteld.
Separate afvalwaterstromen
Op dit moment kunnen waterschappen ook de kosten van het zuiveren van ander afvalwater dan rioolwater dekken met de zuiveringsheffing. Het gaat hier bijvoorbeeld om afvalwater dat via een tankwagen rechtstreeks naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap wordt gebracht. Dit worden separate afvalwaterstromen genoemd. Met ingang van 1 januari 2026 is het niet meer mogelijk om het zuiveren van dit afvalwater via de zuiveringsheffing te bekostigen. Voortaan moet het waterschap een privaatrechtelijke overeenkomst sluiten met degene die het afvalwater aanbiedt.
Individuele Behandeling voor Afvalwater (IBA’s)
Het zuiveren van afvalwater in een IBA (Individuele Behandeling voor Afvalwater) in beheer bij het waterschap valt met ingang van 1 januari 2026 wél uitdrukkelijk onder de zuiveringstaak van de waterschappen. Dit betekent dat waterschappen hiervoor een zuiveringsheffing kunnen blijven opleggen.
Toekomstbestendige bekostiging Nederlands waterbeheer
Met de wet die op 1 januari 2026 in werking treedt worden eerste stappen gezet naar een meer toekomstbestendige bekostiging van het waterbeheer. Er zijn echter nog meer wensen, zowel van de kant van de waterschappen zelf als daarbuiten. Deze wensen gaan niet alleen over het belastingstelsel van de waterschappen. Maar over een bredere aanpak om de bekostiging van het Nederlandse waterbeheer nóg toekomstbestendiger te maken. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaat samen met de Unie van Waterschappen en andere partners in het waterbeheer kijken welke concrete stappen op dit terrein kunnen worden gezet.
Wat is de rol van de Unie van Waterschappen?
De Unie heeft zich ingezet voor de aanpassing van het belastingstelsel. Zodat er geen urgente knelpunten in het stelsel meer zijn. Ook heeft de Unie zich ingezet voor het doorvoeren van enkele andere verbeteringen in het stelsel. De Unie van Waterschappen denkt nu met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat mee over een bredere aanpak om de bekostiging van het Nederlandse waterbeheer toekomstbestendiger te maken.