Commissiedebat Mestbeleid 15 september 2021


Gepubliceerd: 15 september 2021

> Download pdf

Op 15 september staat een Commissiedebat Mestbeleid met minister Schouten gepland. Op de agenda
staat de Nederlandse inzet voor het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (2022-2025) en de verlening van
derogatie van de Nitraatrichtlijn. De waterschappen vragen aandacht voor onderstaande punten.

Waterkwaliteitsdossier tweede stikstofdossier?

De waterschappen willen voorkomen dat het waterkwaliteitsdossier een tweede stikstofdossier wordt. De
voorschriften in de Nitraatrichtlijn over de te bereiken doelen voor oppervlaktewater en de aanpak die
daarvoor nodig is, geven daar samen met de doelstellingen en bepalingen uit de Kaderrichtlijn Water en
de Waterwet aanleiding toe.

De Nitraatrichtlijn bevat ook doelstellingen voor het oppervlaktewater en gaat niet alleen over de bescherming van het grondwater. In de Nitraatrichtlijn staat dat de in het water aanwezige organismen en de kwaliteit van het oppervlaktewater moeten worden beschermd tegen verontreiniging door nitraten uit de landbouw en dat eutrofiëring moet worden tegengegaan. Eutrofiëring is het nutriëntenrijker worden van het oppervlaktewater door een toename van de hoeveelheid meststoffen (stikstof, fosfor) in het water. Het gevolg: de aanwezigheid aan planten- en diersoorten in het aquatisch ecosysteem (het water met de daarin levende planten- en diersoorten) raakt verstoord en gaat achteruit. Ook schrijft de Nitraatrichtlijn voor dat het direct en indirect lozen van stikstofverbindingen uit de landbouw in het aquatisch milieu moet verminderen en dat verdere verontreiniging moet worden voorkomen.

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is net als de Nitraatrichtlijn een Europese richtlijn. De doelstelling van de
Kaderrichtlijn Water (KRW) is dat uiterlijk in 2027 de waterkwaliteit van het oppervlaktewater zowel chemisch (schoon) als ecologisch (gezond) op orde moet zijn. Ook schrijft de KRW voor dat de verontreiniging van het oppervlaktewater wordt tegengegaan.

Tenslotte bepaalt de Waterwet dat om de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater te
beschermen er waterkwaliteitsnormen moeten gelden en dat lozingen en emissies van milieuschadelijke
stoffen in het water zijn verboden.

Waterkwaliteitsnormen oppervlaktewater strenger dan voor grondwater

Voor stikstof geldt dat de waterkwaliteitsnormen voor oppervlaktewater variëren van 1 tot 3 mg stikstof per liter afhankelijk van het type watersysteem. Dit betekent dat de normen voor oppervlaktewater een factor 3 tot 4 lager (en dus strenger) zijn dan de norm die in de Nitraatrichtlijn is opgenomen
voor grondwater. Als de grondwaternorm van 50 mg nitraat per liter (= 11,3 mg stikstof per liter) in het
grondwater wordt toegepast als norm voor het oppervlaktewater, worden de normen van de KRW en
de Waterwet met een factor 3,5 tot 11 overschreden.

Dat de grondwaternorm van 50 mg nitraat per liter onvoldoende bescherming biedt om de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn en de KRW te realiseren wordt inmiddels ook erkend door de Commissie
Deskundigen Meststoffenwet (CDM). In het rapport “Verkennende analyse van het stelsel van stikstofgebruiksnormen” adviseert het CDM de minister “om de norm voor de afleiding van de gebruiksnormen (en gebruiksvoorschriften) ter realisering van de doelstellingen voor oppervlaktewater te herzien.” De norm van 11,3 mg nitraat per liter biedt onvoldoende bescherming voor het oppervlaktewater.
De norm voor de hoeveelheid fosfor in het oppervlaktewater varieert van 0,02 tot 0,25 mg fosfor per
liter.

Huidige kwaliteit oppervlaktewater

Elke 4 jaar brengen de ministers van LNV en IenW verslag uit aan de Europese Commissie over de effecten van de maatregelen uit de Nitraatactieprogramma’s om de waterkwaliteit te verbeteren. Het rapport “Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2016-2019) en trend (1992-2019)” toont dat de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater stagneert en kan verslechteren. Ook de droge zomers van 2018 en 2019 leiden tot een slechtere waterkwaliteit.

De problemen met de kwaliteit van het oppervlaktewater in landbouwgebieden zijn landelijk. Het Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNSLO) met meetlocaties die alleen door de landbouw worden beïnvloed, toont aan dat in alle land- en tuinbouwgebieden op zowel zand-, klei- als veengebieden de waterkwaliteit van het oppervlaktewater niet voldoet aan de normen voor stikstof en/of fosfor. Op de helft van de meetlocaties worden de waterkwaliteitsnormen overschreden.

Het vorig jaar door het Planbureau voor de Leefomgeving uitgebrachte rapport “Nationale analyse waterkwaliteit” en het recent gepubliceerde rapport “Ex Ante Analyse Waterkwaliteit” geven hetzelfde beeld over de waterkwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland.

Nu maatregelen nodig

Om de doelen van de KRW in 2027 en die van de Nitraatrichtlijn in alle land- en tuinbouwgebieden te
halen, is het noodzakelijk dat het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e NAP, looptijd 2022 t/m 2025)
aanvullende maatregelen bevat. De tijd dringt. Daarmee wachten tot het 8e NAP (looptijd 2026 t/m 2029)
is te laat, in 2027 moeten de KRW-doelen zijn gehaald.

Afwegingskader nodig

Het ontwerp 7e NAP moet worden aangevuld met een afwegingskader met (tussen)doelstellingen, indicatoren, evaluatiemomenten en een tijdpad. Een afwegingskader is nodig om te kunnen toetsen of het 7e NAP voldoende resultaat oplevert en lopende het 7e NAP bij te kunnen sturen dan wel tijdig een besluit te nemen over de in het 8e NAP op te nemen extra maatregelen.

Bufferzones langs oppervlaktewater

Het aanleggen van bredere teeltvrije zones / bufferzones langs oppervlaktewater is een belangrijke maatregel om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren. De resultaten van de milieueffectrapportage (plan-MER) bevestigen dit. Deze zones zijn niet alleen effectief voor het mestbeleid (vermindert de afspoeling van percelen) maar ook voor het gewasbeschermingsbeleid en de biodiversiteit. Daarnaast kunnen deze zones worden gebruikt voor de aanleg van infiltratiegreppels waardoor water met meststoffen niet uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater maar behouden blijven voor het gewas. Ook kan schade door droogte worden verminderd.

Meer vrijwillige en verplichtende maatregelen nodig

De waterschappen constateren net als de ministers van LNV en IenW dat het ontwerp 7e NAP weliswaar
een stevig pakket maatregelen bevat maar dat de waterkwaliteitsdoelen voor oppervlaktewater niet worden gehaald.

Er zijn extra maatregelen nodig om in 2027 de KRW-doelen voor de waterkwaliteit van het oppervlaktewater te realiseren. De waterschappen vinden dat naast vrijwillige ook niet-vrijwillige maatregelen in het 7e NAP moeten worden opgenomen. Het 7e NAP moet aangevuld worden met maatregelen die agrarische ondernemers verplicht moeten toepassen: maatregelen die door middel van regionale maatregelenpakketten in de landelijke mestwetgeving of waterwetgeving worden opgenomen. Regionale maatregelenpakketten zijn nodig omdat waterkwaliteitsproblemen door verschillende bodem- en watersysteem en andere typen landbouw van regio tot regio kunnen verschillen.

Stok achter deur

Wettelijke maatregelen zorgen voor een stok achter de deur voor de vrijwillige aanpak via o.a. het DAW.
Ook zorgt wetgeving ervoor dat alle agrarische ondernemers de maatregelen nemen die nodig zijn. Opname van voorschriften in mestwetgeving of de waterwetgeving zorgt ervoor dat ook de achterblijvers en de zogenoemde freeriders verplicht zijn om maatregelen te nemen. Maatregelen die de voorlopers al hebben genomen.

DAW nog meer versterken

De aanpak van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) zoals opgenomen in het ontwerp 7e NAP is
gericht op bewustwording, kennisdeling en stimuleren van agrariërs om vrijwillig maatregelen te nemen. De waterschappen vinden die aanpak onvoldoende en pleiten voor versterking van de DAW-aanpak in het 7e NAP. Om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren is het nodig dat alle agrarische ondernemers aan de slag gaan met het nemen van maatregelen.

Ook maatregelen voor klei- en veengebieden

De problematiek in de zand- en lössgebieden krijgt veel aandacht in ontwerp 7e NAP waarbij de focus
vooral op het nutriënt stikstof ligt. Ook in klei- en veengebieden voldoet de kwaliteit van het oppervlaktewater niet aan de normen en zijn meer maatregelen nodig. Ook zijn er maatregelen nodig om de fosforbelasting naar het oppervlaktewater terug te dringen.

Meer inzet op toezicht en handhaving

Naleving van de wetgeving is belangrijk. Er is toezicht en handhaving nodig om hierop toe te zien en dit
geldt ook voor de aanpak van mestfraude. De inzet aan toezicht en handhaving moet versterkt worden en
er zijn meer praktijkcontroles nodig. Het houden van toezicht en de inzet van handhaving moeten zich
niet beperken tot de intensieve veehouderij in zandgebieden en het mestgebruik op grasland. Er moet ook worden toegezien op het mestgebruik in de plantaardige sectoren. Ook is er toezicht en handhaving nodig in klei- en veengebieden met waterkwaliteitsproblemen.

Win-win-maatregelen

De maatregelen die nodig zijn om de uit- en afspoeling van landbouwpercelen tegen te gaan zorgen voor een win-win situatie: zij zorgen er ook voor dat de meststoffen niet uit- en afspoelen maar beschikbaar blijven voor het gewas. Dit is zowel goed voor de agrarische ondernemer als positief voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater.

Samenvatting inzet waterschappen

  • Extra maatregelen in het 7e NAP: vrijwillige en niet-vrijwillige;
  • Aanvullen 7e NAP met een afwegingskader met (tussen)doelstellingen, indicatoren, evaluatiemomenten en een tijdpad;
  • Steun voor aanleggen van bredere teeltvrije zones / bufferzones langs oppervlaktewater;
  • Versterken van de DAW-aanpak in het 7e NAP;
  • Ook maatregelen voor klei- en veengebieden;
  • Maatregelen om fosforbelasting van het oppervlaktewater tegen te gaan;
  • Meer inzet op toezicht en handhaving en meer praktijkcontroles.
Deel dit via:
FacebookTwitterLinkedIn