Tweede Kamer neemt vijf watergerelateerde moties aan

22 oktober 2024

Op dinsdag 15 oktober nam de Tweede Kamer vijf moties aan die betrekking hebben op het werk van de waterschappen. De moties gaan over PFAS-lozingen, de sturende rol van water en bodem, een analyse van maatregelen voor waterveiligheid, het actualiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de rol van waterbeheerders bij VTH-taken (Vergunningverlening, toezicht en handhaving).

tweede-kamer-deur-funderingsproblematiek

PFAS-verbod versnellen

Een van de aangenomen moties komt van Kamerlid Gabriëls (GroenLinks-PvdA) en gaat over een verbod op PFAS-lozingen. Gabriëls wil dat dit verbod vóór de zomer wordt uitgewerkt, aangezien Nederlanders meer PFAS binnenkrijgen dan gezondheidskundig acceptabel is. Hij vindt namelijk dat de ernst van de gezondheidsrisico’s vraagt om bestuurlijke moed op korte termijn en dat een Europees verbod te lang duurt.

> Bekijk hier de motie

Wat vinden de waterschappen?

De Unie van Waterschappen is blij dat de minister de mogelijkheid van een nationaal PFAS-verbod gaat onderzoeken, vooruitlopend op het Europese voorstel. De waterschappen delen de frustratie over de aanhoudende aanwezigheid van PFAS in het milieu, en zien de schadelijke risico’s van PFAS voor de waterkwaliteit en volksgezondheid. Ze vinden het Nederlandse verbod dan ook een mooie eerste stap naar een Europees verbod: dat blijft het uiteindelijke doel, want water houdt zich niet aan grenzen. Samenwerken en druk uitoefenen blijft daarom essentieel voor een veilige en gezonde leefomgeving.

> Lees met over het standpunt van de waterschappen rond PFAS

Moties water en bodem sturend

Kamerleden De Groot (VVD), Grinwis (ChristenUnie) en Vedder (CDA) vragen de regering in hun motie om onder meer het ruimtelijk afwegingskader te toetsen op beperkingen en randvoorwaarden voor woningbouwplannen. Ze schrijven dat ‘rekening houden met water en bodem’ meer balans moet brengen in de ruimtelijke-ordeningsafweging, en dat dat nodig is om de grote woningnood aan te pakken.

> Bekijk hier de motie

Wat vinden de waterschappen?

De waterschappen benadrukken dat het alleen mogelijk is om in onze natte delta te bouwen als water en bodem sturend zijn in de bouwplannen. Alleen op plekken waar dijken komen en in uiterwaarden is bouwen niet mogelijk. Voor het overige gebied onderzoeken de waterschappen hoe we hier kunnen blijven wonen, werken en leven op een manier die past bij het water- en bodemsysteem.

Systeemanalyse waterveiligheid

De derde aangenomen motie komt van Kamerleden Grinwis (ChristenUnie) en De Groot (VVD). Ze vragen de regering om de impact van mogelijke maatregelen voor meer waterveiligheid te analyseren. En zo de projecten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) beter uitvoerbaar te maken. De waterschappen benadrukken dat tot 2050 is het Hoogwaterbeschermingsprogramma de beste investering is op het gebied van waterveiligheid. Voor de lange termijn lopen onderzoeken naar hoe de waterschappen die bescherming kunnen bieden.

> Bekijk de motie

KRW-doelen

De laatste twee moties komen beide van Stoffer (SGP). In de ene motie vraagt hij de regering ervoor te zorgen dat de KRW-doelen niet pas in 2027, maar zo snel en zo veel mogelijk geactualiseerd worden. Dit zodat duidelijk is welke doelen daadwerkelijk gehaald moeten en kunnen worden.

> Bekijk de motie

Indirecte lozingen

De tweede aangenomen motie van Stoffer is medeondertekend door Gabriëls (GroenLinks-PvdA). Ze vragen de regering hierin om te zorgen voor een aangescherpte aanpak van indirecte lozingen van schadelijke stoffen op KRW-waterlichamen. Ze willen daarbij een sterkere rol voor de waterbeheerders, bijvoorbeeld door de VTH-taken deels bij hen neer te leggen. De Unie van Waterschappen is met VNG, IPO, Omgevingsdienst NL en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in overleg over een aangescherpte aanpak van de indirecte lozingen van schadelijke stoffen op KRW-waterlichamen.

> Bekijk de motie

Overheden moeten haalbaarheid van het beleid toetsen

25 januari 2023

Ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen kunnen sinds januari 2023 gebruik maken van de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO). Deze toets bevat vragen over de uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving.



Bijvoorbeeld: hoe kunnen gemeenten, provincies en/of waterschappen dit beleid goed uitvoeren? Sluit de taak aan op hun bestaande takenpakket en hun deskundigheid? En krijgen ze er genoeg middelen voor van de Rijksoverheid? Een ministerie moet de UDO samen met de betrokken overheden doorlopen.

Niet vrijblijvend

Zijn er voorstellen die de taken en bevoegdheden van gemeente-, provincie- en waterschapsbesturen raken? Dan moet hun oordeel worden gevraagd. En dan is het ook verplicht de gevolgen van het voorstel te beschrijven. Dit gaat over financiële gevolgen én over gevolgen voor de inrichting en werking van de overheden die door dat beleid worden geraakt.

Uitvoerbaarheid van beleid

De toets moet bijdragen aan de uitvoerbaarheid van beleid. De Unie van Waterschappen, IPO en VNG hadden bij de vorming van dit kabinet al aangegeven behoefte te hebben aan een uitvoeringstoets.

Sterk bestuur

De UDO is een van de onderdelen van de Actieagenda Sterk Bestuur, die minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Verbeteren van samenwerking

De Actieagenda bevat meerdere onderdelen die gericht zijn op het verbeteren van de samenwerking tussen Rijksoverheid en de decentrale overheden. Het bevat een geactualiseerde versie van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, waarin de overheden vastleggen hoe ze samenwerken. In het ontwikkelen van beleid helpt een nog op te zetten beleidskader decentraal bestuur bij het bepalen van welke overheid welke taak op zich neemt.

> Bekijk de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO)