Op donderdag 28 november overhandigden de waterschappen bij het bestuurlijk overleg landelijk gebied hun toekomstvisie voor het platteland aan onder anderen minister Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). In de visie ‘Samenwerken aan een toekomstbestendig platteland' delen de waterschappen hun plannen. Ze reiken medeoverheden, boeren en andere terreineigenaren de hand om samen te werken en zo snel stappen te zetten op weg naar een landelijk gebied mét toekomstperspectief.
Water en bodem sturend
De waterschappen willen werk maken van een toekomstbestendig landelijk gebied. “Door te redeneren vanuit de randvoorwaarden die het water- en bodemsysteem meegeven, kunnen we ons richten op realistisch toekomstperspectief voor boeren en natuur,” zegt Vincent Lokin, bestuurslid van de Unie van Waterschappen, bij de overhandiging. “Met de water- en bodemanalyses van de waterschappen ligt er een basis voor de toekomstbestendige inrichting van het landelijk gebied. De waterschappen voelen de urgentie om snel tot plannen te komen en gaan daarom aan de slag.”
Samenwerken aan schoner water
In de toekomstvisie voor het platteland geven de waterschappen aan dat er werk aan de winkel is om de waterkwaliteit te verbeteren. “Om die waterkwaliteitsdoelen te halen moeten alle partijen (waterschappen, agrariërs en industrie) een steentje bijdragen”, aldus Lokin. “Als waterschappen voelen wij een grote verantwoordelijkheid om de handschoen op te pakken. Maar dit kunnen we niet alleen. We verwachten ook van andere overheden, organisaties, watergebruikers en inwoners dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Alleen samen kunnen we zorgen voor een betere waterkwaliteit.”
Toekomstbestendig landelijk gebied
De waterschappen doen met de toekomstvisie een handreiking naar de andere overheden en de agrarische sector om snel aan de slag te gaan met de transitie naar een robuust en toekomstbestendig landelijk gebied. Lokin: “In deze propositie, ons voorstel, nodigen wij de lezer uit om onze uitgestoken hand met beide handen aan te nemen. Niet om elkaar vast te houden, maar om de schouders eronder te zetten. Dat vraagt om duidelijk beleid en een langjarige en toegankelijke financiering. Als waterschappen zijn wij bereid om hier een actieve rol in te spelen. En hieraan bij te dragen. Kortom: we gaan ervoor.”
Op donderdag 14 november organiseerden BLG Wonen en ASN Bank het Woondebat in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. De funderingsproblematiek stond centraal. De Unie van Waterschappen was uitgenodigd om haar licht te laten schijnen over hoe het klimaatrisico op funderingsschade is te beperken.
Fundamenteel goed wonen
Hoe zit de funderingsproblematiek in elkaar en hoe komen we gezamenlijk tot oplossingen? Tijdens het zesde Woondebat ‘Fundamenteel goed wonen’ stond de funderingsproblematiek in Nederland centraal, een probleem dat volgens schattingen van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) tot wel een miljoen woningen kan treffen.
Gedeelde verantwoordelijkheid
BLG Wonen en ASN Bank organiseerden dit debat samen en nodigden belangrijke marktpartijen en overheden uit om tijdens een debat met elkaar in gesprek te gaan om meer zicht te krijgen op deze groeiende problematiek. “De funderingsproblematiek staat op de radar van het Rijk, maar niet alleen de landelijke overheid is aan zet. Gebouweigenaren, financiële dienstverleners en anderen hebben allemaal een verantwoordelijkheid”, aldus de organisatoren.
Transparante informatievoorziening
Meindert Smallenbroek, algemeen directeur van de Unie van Waterschappen, benadrukte in het debat dat de verantwoordelijkheid nu bij de woningeigenaren zelf ligt. Hij zei dat de waterschappen daarom veel belang hechten aan een transparante informatievoorziening. “We stellen daarom voor om een water- of klimaatlabel voor huizen te introduceren. Dit label waarschuwt voor risico’s op schade door schommelende grondwaterstanden zoals funderingsschade, maar ook wateroverlast en overstromingen. Op die manier ben je als overheid open en kan de markt de risico’s inprijzen.”
Regionaal maatwerk
De aanpak van funderingsschade vraagt om maatwerk, gaf Smallenbroek aan. “Vanwege de grote kostenposten die op woningeigenaren afkomen vinden de waterschappen dat ook de overheid hierin een rol moet spelen. Hierbij is maatwerk per regio belangrijk. Zeker omdat de oorzaken divers zijn. Ook in de aanpak om schade te voorkomen vinden de waterschappen dat de overheid proactief moet zijn. Deze aanpak zal per regio verschillen.” Door de toenemende kansen op weersextremen zal de gebouwde omgeving zélf robuuster moeten worden. Als het watersysteem immers vol zit, leidt elke volgende bui tot een teveel aan water met weer andere gevolgen voor woningeigenaren, zoals water en schimmel in de kelders en op de muren. Dat is ook een vorm van funderingsschade.”
Robuust watersysteem
Om schade te beperken is een aanpak nodig waarbij vanuit het water- en bodemsysteem wordt geredeneerd. Smallenbroek: “Zorg ervoor dat water en bodem sturend zijn bij het maken van ruimtelijke ordeningsplannen. Zo voorkom je ook dit soort problematiek in de toekomst. Voor de problemen die er nu al zijn, willen de waterschappen met medeoverheden, boeren en natuurorganisaties maatregelen nemen op het gebied van grondwater en in het watersysteem. Om zo te zorgen dat de peilen minder snel wegzakken.”
Op dinsdag 22 oktober hebben de ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening samen een brief gestuurd naar de Tweede Kamer over het principe van ‘water en bodem sturend’ voor ruimtelijke plannen. In de brief geven de bewindspersonen aan dat het belangrijk is om rekening te houden met water en bodem bij bouwplannen, en dat dit geen belemmerend effect hoeft te hebben op de woningbouwopgave.
Multifunctioneel ruimtegebruik
In de brief stelt het kabinet dat het gebruik van de term ‘sturend’ bij het principe ‘water en bodem sturend’ onbedoeld een belemmerend beeld oproept. Het kabinet wil daarvan af en focussen op “wat wél kan en moet, gebaseerd op de kennis die we hebben van ons water- en bodemsysteem in een veranderend klimaat”, aldus Madlener en Keijzer in de Kamerbrief. “We willen op zoek naar oplossingen die de verschillende belangen verenigen in plaats van scheiden, door zoveel mogelijk multifunctioneel ruimtegebruik en creatieve oplossingen.”
Grote snelheid nodig bij woningbouwopgave
De Unie van Waterschappen snapt de redenering van de ministers. Unievoorzitter Rogier van der Sande reageert: “Het nijpende woningtekort vraagt om een grote snelheid voor het bouwen van nieuwe woningen. Onder meer de transitie van het landelijk gebied en de energietransitie maken de ruimtelijke inrichting van Nederland tot een complexe puzzel. Het is belangrijk dat de landelijke politiek zich door die gewenste snelheid en de complexiteit niet laat verleiden om onverstandige keuzes te maken. Daarom is en blijft het belangrijk om het water- en bodemsysteem als uitgangspunt te nemen voor ruimtelijke keuzes en van daaruit te focussen op wat er wel kan.”
Wat er wel kan
“Veel gebieden zijn niet ideaal, maar wel geschikt te maken om er te bouwen”, vervolgt Van der Sande. “Dat moet dan wel op een slimme manier gebeuren. En die slimme manieren zijn er ook. Nu investeren in toekomstbestendige keuzes betekent dat we toekomstige bewoners niet opzadelen met onacceptabele overlast en schade door weersextremen. De euro die je nu investeert, bespaar je vervolgens omdat je mogelijke ellende hiermee weet te beperken.”
Realistisch en robuust
De Unie van Waterschappen benadrukt dat ruimtelijke plannen alleen maar realistisch en robuust kunnen worden uitgevoerd wanneer daarbij wordt gekeken naar de uitgangspunten vanuit het water- en bodemsysteem. De impact van het water- en bodemsysteem reikt bovendien verder dan woningbouw. Het is ook van invloed en bepalend in de transitie van het landelijk gebied en bij andere ruimtelijke vraagstukken.
Op dinsdag 15 oktober nam de Tweede Kamer vijf moties aan die betrekking hebben op het werk van de waterschappen. De moties gaan over PFAS-lozingen, de sturende rol van water en bodem, een analyse van maatregelen voor waterveiligheid, het actualiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de rol van waterbeheerders bij VTH-taken (Vergunningverlening, toezicht en handhaving).
PFAS-verbod versnellen
Een van de aangenomen moties komt van Kamerlid Gabriëls (GroenLinks-PvdA) en gaat over een verbod op PFAS-lozingen. Gabriëls wil dat dit verbod vóór de zomer wordt uitgewerkt, aangezien Nederlanders meer PFAS binnenkrijgen dan gezondheidskundig acceptabel is. Hij vindt namelijk dat de ernst van de gezondheidsrisico’s vraagt om bestuurlijke moed op korte termijn en dat een Europees verbod te lang duurt.
De Unie van Waterschappen is blij dat de minister de mogelijkheid van een nationaal PFAS-verbod gaat onderzoeken, vooruitlopend op het Europese voorstel. De waterschappen delen de frustratie over de aanhoudende aanwezigheid van PFAS in het milieu, en zien de schadelijke risico’s van PFAS voor de waterkwaliteit en volksgezondheid. Ze vinden het Nederlandse verbod dan ook een mooie eerste stap naar een Europees verbod: dat blijft het uiteindelijke doel, want water houdt zich niet aan grenzen. Samenwerken en druk uitoefenen blijft daarom essentieel voor een veilige en gezonde leefomgeving.
Kamerleden De Groot (VVD), Grinwis (ChristenUnie) en Vedder (CDA) vragen de regering in hun motie om onder meer het ruimtelijk afwegingskader te toetsen op beperkingen en randvoorwaarden voor woningbouwplannen. Ze schrijven dat ‘rekening houden met water en bodem’ meer balans moet brengen in de ruimtelijke-ordeningsafweging, en dat dat nodig is om de grote woningnood aan te pakken.
De waterschappen benadrukken dat het alleen mogelijk is om in onze natte delta te bouwen als water en bodem sturend zijn in de bouwplannen. Alleen op plekken waar dijken komen en in uiterwaarden is bouwen niet mogelijk. Voor het overige gebied onderzoeken de waterschappen hoe we hier kunnen blijven wonen, werken en leven op een manier die past bij het water- en bodemsysteem.
Systeemanalyse waterveiligheid
De derde aangenomen motie komt van Kamerleden Grinwis (ChristenUnie) en De Groot (VVD). Ze vragen de regering om de impact van mogelijke maatregelen voor meer waterveiligheid te analyseren. En zo de projecten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) beter uitvoerbaar te maken. De waterschappen benadrukken dat tot 2050 is het Hoogwaterbeschermingsprogramma de beste investering is op het gebied van waterveiligheid. Voor de lange termijn lopen onderzoeken naar hoe de waterschappen die bescherming kunnen bieden.
De laatste twee moties komen beide van Stoffer (SGP). In de ene motie vraagt hij de regering ervoor te zorgen dat de KRW-doelen niet pas in 2027, maar zo snel en zo veel mogelijk geactualiseerd worden. Dit zodat duidelijk is welke doelen daadwerkelijk gehaald moeten en kunnen worden.
De tweede aangenomen motie van Stoffer is medeondertekend door Gabriëls (GroenLinks-PvdA). Ze vragen de regering hierin om te zorgen voor een aangescherpte aanpak van indirecte lozingen van schadelijke stoffen op KRW-waterlichamen. Ze willen daarbij een sterkere rol voor de waterbeheerders, bijvoorbeeld door de VTH-taken deels bij hen neer te leggen. De Unie van Waterschappen is met VNG, IPO, Omgevingsdienst NL en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in overleg over een aangescherpte aanpak van de indirecte lozingen van schadelijke stoffen op KRW-waterlichamen.
Op vrijdag 11 oktober heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Rogier van der Sande, voorzitter van de Unie van Waterschappen, en Mona Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Onderwerp van gesprek was de invulling van het principe van water en bodem sturend voor ruimtelijke plannen.
Na het commissiedebat Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van woensdag 2 oktober was er onduidelijkheid over de uitspraken van de minister over het voorzetten van beleid rond het water en bodem sturend laten zijn voor ruimtelijke plannen. In het gesprek met de Unie van Waterschappen liet de minister weten dat rekening houden met water een belangrijk onderdeel bij de bouw van nieuwe woningen blijft.
Geen verborgen gebreken
Van der Sande heeft namens de Unie van Waterschappen toegelicht hoe de waterschappen tegen water en bodem sturend aankijken. “Wij vinden dat inwoners van Nederland mogen verwachten dat er bij de bouw van hun woningen verstandige keuzes worden gemaakt. Als overheid moeten we niet willens en wetens huizen met verborgen gebreken opleveren aan inwoners,” zei Van der Sande. Daarbij onderstreepte hij dat dit gesprek plaatsvindt om de woningbouw te bevorderen en niet om deze tegen te houden.
Oproep tot nationale regie
Ook gaf Van der Sande aan dat het hier niet om een beleidsmatige wens gaat, maar om een natuurlijk gegeven. “Ons watersysteem zit simpelweg soms helemaal vol. Water bepaalt of er ruimte is of niet,” legde hij uit. Hij sprak de wens uit voor nationale regie, zodat lokale overheden kaders hebben waarbinnen ze aan de slag kunnen gaan. “Het risico is anders dat er een wirwar aan lokale regels (denk aan aparte waterschapsverordeningen) komt, terwijl nationale regels duidelijkheid kunnen scheppen.”
Richting geven
Verder is door Van der Sande verder uitgeweid over de rol van de waterschappen: “De waterschappen pakken hun rol door met hun gebiedskennis en blik op de lange termijn te waarschuwen voor eventuele potentiële schade aan woningen. Het principe van water en bodem sturend reikt bovendien verder dan woningbouw. Het is ook een richtinggevend principe in de transitie van het landelijk gebied en bij andere ruimtelijke vraagstukken.”
Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat komen binnenkort met een Kamerbrief, waarin ze met meer informatie over nationale kaders voor het rekening houden met water en bodem komen.
Op donderdag 26 september organiseerde de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over ruimtelijke ordening. Hiermee wilde de commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van de Tweede Kamer ophalen wat verschillende belanghebbenden van de Nota Ruimte vinden. Rogier van der Sande, voorzitter van de Unie van Waterschappen, was uitgenodigd om zijn visie te delen. Hij riep de Kamer en het kabinet op om verantwoordelijkheid te nemen en om mogelijke problemen door wateroverlast en droogte niet af te wentelen op inwoners.
Aanwezigen
Vanuit de Kamers waren aanwezig Jeremy Mooiman (PVV), Geert Gabriëls en Habtamu de Hoop (beide van GroenLinks-PvdA), Wim Meulenkamp (VVD), Marieke Wijen-Nass (BBB), Merlien Welzijn, Harm Holman en Annemarie Heite (allen van NSC). Daarnaast namen deel: de Rijksbouwmeester, wethouders van de gemeenten Zoetermeer, Asten en Middelburg, gedeputeerden van de provincies Zuid-Holland en Groningen, en vertegenwoordigers van de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus (BNA), TNO, Natuur & Milieu, LTO Nederland, watersportvereniging HISWA-RECRON en het Planbureau voor de Leefomgeving.
Vragen over ‘water en bodem sturend’
Centraal stond het thema ‘water en bodem sturend’. De spreker namens de BNA gaf aan dat de sturende rol van water en bodem binnenstedelijk zelden een belemmering is, en dat er allerlei ontwerpoplossingen mogelijk zijn voor buitenstedelijk bouwen. De BBB vroeg hoe zwaar het ‘water en bodem sturend’-principe weegt. Van der Sande: “De grenzen van het systeem zijn bereikt. We moeten kijken naar wat er wél kan en hierover op tijd met elkaar in gesprek gaan.” Hij noemde het voorbeeld van bewoners van de woonwijk Westergouwe, in de Zuidplaspolder, een van de laagste gebieden van Nederland, die aangaven zich veilig te voelen, omdat ze erop vertrouwen dat wijze mensen verstandige keuzes maken. En benadrukte daarmee het belang van de drie R’en: ruimte, regels en regie.
GroenLinks-PvdA vroeg of de voorkeur uitgaat naar ruimtelijke oplossingen of het ophogen van dijken. “Dijken zijn maar een deel van de oplossing”, antwoordde Van der Sande hierop. “Het gaat ook om de vraag hoe we ons land toekomstbestendig maken. Bijvoorbeeld met waterbergingen, en die vragen ruimte.” NSC vroeg wat de rol van de waterschappen in de Nota Ruimte is en of waterschappen de bevoegdheid hebben om bouwplannen op een bepaalde locatie af te wijzen. Van der Sande: “We bemoeien ons vanuit onze expertise met ruimtelijke inrichting. We hebben een adviesrol, maar willen hierin graag een zwaardere rol.”
Water als fundering van ruimtelijke puzzel
In zijn bijdrage benadrukte Van der Sande dat hij niet een volgend extra belang wilde toevoegen “Het water- en bodemsysteem is geen puzzelstuk, maar de fundering waarop de puzzel van ruimtelijke ordening gelegd moet worden.” Hij sprak de Tweede Kamerleden aan op hun verantwoordelijkheid om potentiële schade door toenemende weersextremen niet af te wentelen op inwoners, maar door nu verstandige keuzes te maken die schade vooraf beperken.
Water duldt geen uitstel
De Unievoorzitter benoemde in zijn inbreng de apocalyptische verwoesting in Centraal-Europa door extreme hoosbuien. “Ook in Nederland hebben we dit jaar veel regen moeten verwerken. Dat het goed is gegaan, is te danken aan de verstandige keuzes die ruim twintig jaar geleden zijn gemaakt.” Volgens Van der Sande is het belangrijk om een vervolg te geven aan het principe ‘water en bodem sturend’. “Rekening houden met water duldt geen uitstel. De hoosbuien vallen nu. De droogte kan volgend jaar weer toeslaan. We móeten door op de ingeslagen weg met de interbestuurlijke uitvoeringsagenda en water een plek blijven geven in de plannen voor de woningbouw, de natuur, de landbouw en de industrie.”
Bestuurlijke overleggen
De Unie van Waterschappen vraagt ook op andere plekken aandacht voor het principe van ‘water en bodem sturend’. Zo was de voorzitter op dezelfde dag als dit rondetafelgesprek ook aanwezig bij het bestuurlijk overleg Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, en maakt hij op 11 oktober nader kennis met minister Mona Keijzer.
In het Regeerprogramma van het Kabinet Schoof staan weinig concrete plannen over de zorg voor veilige dijken, schoon water en het voorkomen van watertekort en wateroverlast. Rogier van der Sande, voorzitter van de Unie van Waterschappen: “Het werk van de waterschappen wordt steeds uitdagender en vraagt veel van ons, in de samenwerking met anderen. Het is goed dat er nu een Regeerprogramma ligt. Maar dit lijkt nog weinig duidelijkheid te geven over concrete plannen. Dat moet ons niet hinderen in de uitvoering. Wat nodig is, zijn maatregelen die het tempo erin houden, het draagvlak vergroten en de doelen aantoonbaar realiseren. Want de waterdoelen dulden geen uitstel.”
Schoon water
Voor de waterschappen is het verbeteren van de waterkwaliteit, zoals onder andere vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water, één van de belangrijkste opgaven. Waterschappen hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het verbeteren van de waterkwaliteit, maar kunnen het niet alleen. Rogier van der Sande: “Schoon water in rivieren, sloten en beken is belangrijk voor mens en natuur, de drinkwatervoorziening, de landbouw en de economie. De kwaliteit van het water is nog niet voldoende. In de plannen die nu gepresenteerd zijn, ontbreken concrete maatregelen om dit probleem op te lossen. Ook het mestbeleid heeft invloed op de waterkwaliteit, dus het is belangrijk dat het kabinet daarin keuzes maakt. Cruciaal daarbij is dat maatregelen rondom mest bijdragen aan schoon en gezond water.”
Nederland waterbestendig inrichten
Bij de inrichting van Nederland is aandacht voor water en bodem essentieel. Rogier van der Sande: “Het weer in Nederland wordt steeds extremer; periodes van droogte en wateroverlast wisselen elkaar in rap tempo af. Tegelijkertijd worden we geconfronteerd met zeespiegelstijging, verzilting en bodemdaling. Om het hoofd te bieden aan deze uitdagingen zijn er ruimte, regels en regie nodig bij de ruimtelijke ordening en inrichting van ons land. Zodat we verstandig bouwen, en schade en overlast zoveel mogelijk voorkomen. Waterschappen kunnen hun kennis van het water- en bodemsysteem inzetten in regionale omgevingsprogramma’s zodat deze toekomstbestendig worden uitgewerkt.”
Veilige dijken
Ook de opgave om de dijken veilig te houden wordt groter. Rogier van der Sande: “Het is belangrijk snel een concreet besluit te nemen over extra financiering van dijkversterkingen binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma: de grootste dijkversterkingsoperatie sinds de Deltawerken. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de 21 waterschappen en het Rijk, die vraagt om solidariteit en doorzettingsvermogen van alle betrokken partijen. We moeten het samen dragen.”
Op woensdag 4 september werd duidelijk dat het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wordt geschrapt. Het NPLG zorgde er met een gebiedsgerichte aanpak voor dat de opgaven en maatregelen voor natuur, stikstof, landbouw, water, bodem en klimaat worden gehaald. D66-Kamerleden Ilana Rooderkerk, Mpanzu Bamenga en Anne-Marijke Podt stelden hierover schriftelijke vragen aan de ministers van Klimaat en Groene Groei, Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Infrastructuur en Waterstaat.
Betrokkenheid waterschappen
De Kamerleden vragen zich onder meer af of het NPLG nog steeds kabinetsbeleid is en wanneer de provincies en waterschappen zijn geïnformeerd over het schrappen van het NPLG: “Op welk moment en welke wijze zijn zij betrokken bij alternatieve maatregelen voor het NPLG?”
Kwantitatieve effecten op Kaderrichtlijn Water
De D66-leden zijn ook benieuwd wat de kwantitatieve effecten zijn van het schrappen van het NPLG op het halen van de gestelde doelen op het gebied van klimaat, natuurherstel en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Ook vragen ze of de ministers nog achter de opvatting staan dat toekomstbestendige verduurzaming een integrale benadering vergt, zodat meerdere opgaven, waaronder waterkwaliteit, tegelijk worden aangepakt. Zo ja, dan willen ze weten waarom de ministers het NPLG desondanks schrappen.
Andere vragen waarin watergerelateerde thema’s aan bod komen:
Zet het kabinet, in plaats van het NPLG, in op een alternatieve, vergelijkbare integrale benadering voor het realiseren van de doelen in de landbouwsector op het gebied van klimaat, natuur, stikstof en waterkwaliteit?
Verwacht u dat de sector landbouw op tijd kan voldoen aan de inspanningen die nodig zijn om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen? Hoeveel budget acht u hiervoor noodzakelijk?
Is de minister van Infrastructuur en Waterstaat geconsulteerd over het schrappen van het NPLG? Zo ja, wat is hierbij besproken? Zo nee, waarom niet?
Het afschaffen van het NPLG heeft directe gevolgen voor het werk van de waterschappen. De waterschappen zijn dan ook benieuwd naar de plannen van het nieuwe kabinet en benadrukken dat ze zich blijven inzetten om met een gebiedsgerichte aanpak de doelen voor onder andere de waterkwaliteit te halen. Want met het verdwijnen van het NPLG gaat de opgave voor schoon en voldoende water niet weg. De waterschappen verwachten van het kabinet op korte termijn een concreet alternatief plan dat het tempo erin houdt, het draagvlak vergroot en de doelen aantoonbaar realiseert.
Het afschaffen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) heeft directe gevolgen voor het werk van de waterschappen. De waterschappen zijn dan ook benieuwd naar de plannen van het nieuwe kabinet en benadrukken dat ze zich blijven inzetten om met een gebiedsgerichte aanpak de doelen voor onder andere de waterkwaliteit te halen.
Het doel van het NPLG is het halen van de (Europese) doelen voor natuur, stikstof, waterkwaliteit en klimaat. Om deze doelen te bereiken is ingezet op het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied voor met name inwoners, ondernemers, landbouw en natuur. Voor de waterschappen is daarbinnen het verbeteren van de waterkwaliteit, zoals onder andere vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW), de belangrijkste opgave. Ook is binnen het NPLG veel aandacht voor de verdeling van zoetwater tijdens droogteperioden en ruimte voor water om wateroverlast te voorkomen. De gebiedsgerichte samenwerking tussen overheden, bedrijven, inwoners en maatschappelijke organisaties zorgt voor een samenhangende aanpak, waardoor ook maatwerk mogelijk is.
De opgave voor schoon en voldoende water blijft
Met het verdwijnen van het NPLG gaat de opgave voor schoon en voldoende water niet weg. De waterschappen zijn dan ook benieuwd naar de plannen van het nieuwe kabinet. Waterschappen gaan intussen onverminderd door met hun werkzaamheden, want er zijn in de gebiedsprocessen verwachtingen gewekt en er is geen tijd te verliezen. Zo moeten de doelen voor de KRW al in 2027 zijn gerealiseerd. Alle energie moet dan ook worden gestoken in de uitvoering.
Samenwerking essentieel
Erik den Hertog, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: “De afgelopen jaren hebben de waterschappen flink in de regionale samenwerking geïnvesteerd. Waterschappen zijn vastbesloten om deze manier van werken in stand te houden. Dit is ook een uitnodiging aan onze samenwerkingspartners in de regio”.
We maken een start met de uitvoering
Om een versnelling te geven aan de uitvoering van de plannen voor het landelijk gebied, hebben provincies vorig jaar plannen ingediend waarvoor ruim anderhalf miljard euro beschikbaar is. Provincies en waterschappen maken samen met de gemeenten, inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties in hun gebied inmiddels een start met de uitvoering van deze plannen.
Wat hebben we nodig van het kabinet?
De waterschappen verwachten van het kabinet op korte termijn een concreet alternatief plan dat het tempo erin houdt, het draagvlak vergroot en de doelen aantoonbaar realiseert.
Kamerlid Eline Vedder (CDA) heeft Kamervragen gesteld aan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de gevolgen van de uitzonderlijk natte weersomstandigheden voor boeren en tuinders. Ze vroeg zich onder andere af in hoeverre er verschillen tussen waterschappen zijn in de aanpak van wateroverlast. En of waterschappen en het Rijk overleggen om te komen tot een oplossing.
Wat vinden de waterschappen?
De wateroverlast van deze lente en zomer is het gevolg van de extreme neerslaghoeveelheden die sinds oktober in Nederland zijn gevallen. Veel agrariërs ervaren hierdoor wateroverlast, wat erg vervelend is. Door het veranderende klimaat zien de waterschappen weersextremen zoals hevige neerslag, maar ook droogte toenemen. De waterschappen nemen daarom maatregelen om hun watersystemen op orde te houden en de boeren te helpen waar mogelijk. De maatregelen bestaan onder meer uit het vasthouden van meer regenwater op plaatsen waar het valt, meer ruimte geven aan water en de aanleg van nieuwe waterbergingsgebieden. Om zo het land zo goed mogelijk aan te passen aan het veranderende klimaat.
Wat zijn de normen voor wateroverlast? Provincies hebben normen vastgesteld voor wateroverlast vanuit regionale oppervlaktewateren. De normen verschillen per type grondgebruik en zijn uitgedrukt in een gemiddelde kans op overstroming vanuit oppervlaktewater. Als beheerders van het regionaal watersysteem is het de taak van de waterschappen om aan de normen voor wateroverlast te voldoen. Zo nodig nemen ze maatregelen om de afvoer- en bergingscapaciteit van een regionaal oppervlaktewater te vergroten.
Voldoen onze watersystemen? Momenteel voldoet 99,5 procent van de regionale watersystemen aan de provinciale normen voor wateroverlast. Voor de resterende gebieden worden er maatregelen getroffen in de vorm van extra waterbergingen en/of afvoercapaciteit van watergangen en gemalen. In veel provinciale verordeningen is 2027 de streefdatum om overal aan de normering wateroverlast te voldoen.
Hoe zit het met grondwaterstanden? Bij langdurige regen kan de grond verzadigd raken. De bodem kan dan minder water opnemen, waardoor er mogelijk wateroverlast ontstaat. Grondwaterstanden zijn lastig te sturen, maar door het oppervlaktewaterpeil te sturen, proberen de waterschappen de schade door hoge grondwaterstanden te verkleinen. Om zo de wateroverlast voor agrariërs en inwoners zoveel mogelijk te beperken. Momenteel is het oppervlaktewaterpeil overal op peil.
Wie is dan verantwoordelijk? Waterschappen zijn niet verantwoordelijk voor wateroverlast door regenwater op te land of door te hoge grondwaterstanden. Daar zijn eigenaren en grondbezitters zelf verantwoordelijk voor. Goed hierbij om te weten is dat particulieren en (agrarisch) ondernemers kunnen zich verzekeren tegen schade aan gebouwen of gewassen door extreme weersomstandigheden, zoals de hevige neerslag van afgelopen tijd.