Met het Festival ‘Aquathermie stroomt door’ van het Netwerk Aquathermie op 12 mei is de Green Deal Aquathermie op feestelijke wijze afgerond. Tijdens de dag stonden de successen van de afgelopen 3 jaar centraal, deelden de aanwezigen hun ervaringen en bespraken ze de toekomstige uitdagingen. Het festival was zo het schakelpunt tussen het einde van de Green Deal Aquathermie en de start van een nieuwe periode.
Aquathermie is thermische energie uit oppervlakte-, afval- en drinkwater. Netwerkbureau Aquathermie (NAT) is de uitvoeringsorganisatie van de Green Deal Aquathermie. In 3 jaar tijd heeft NAT samen met andere partijen en partners veel bereikt. Bij de start van de Green Deal in 2019 was al bekend dat aquathermie grote potentie heeft om de gebouwde omgeving te verwarmen en te koelen.
60 organisaties doen mee
Zo’n 40 partijen verbonden zich toen aan het doel om de mogelijkheden van aquathermie verder in kaart te brengen en zo een versnelling te brengen in de warmtetransitie. Het netwerk is gaandeweg gegroeid tot 60 organisaties. Zij leveren ieder hun eigen inbreng in de samenwerking op het gebied van onderzoek, het verkennen van governancevormen en het delen van praktijkkennis.
Aquathermie in regeerakkoord
Door alle inzet is de bekendheid met aquathermie flink toegenomen: aquathermie is gegroeid van onbekende bron naar kansrijke optie. Deze duurzame bron voor verwarmen en koelen wordt al veel toegepast in meestal kleinschalige (nieuwbouw)projecten. Mede door de inzet van NAT is aquathermie in het huidige regeerakkoord opgenomen als een belangrijke duurzame warmtebron voor de toekomst. Een opsteker die het netwerk motiveert aquathermie grootschaliger uit te rollen.
Volgende fase
Aquathermie is toe aan een volgende fase. De ambitie is om in 2030 meer dan 200.000 woningen te verwarmen en te koelen met aquathermie. Het programmaplan hiervoor is in ontwikkeling. Om versnelling en opschaling van projecten te realiseren, staan we nog voor een aantal uitdagingen. Bijvoorbeeld het creëren van een gelijk speelveld voor deze techniek. De ontwikkeling van een marktsector zal de realisatie van projecten verder versnellen. Zo draagt aquathermie bij aan het behalen van landelijke klimaatdoelstellingen. Aquathermie stroomt door!
Netwerk Aquathermie
Aan het Netwerk Aquathermie doen onder meer mee: Ministerie EZK, Ministerie I&W, Ministerie BEZK, Unie van Waterschappen, VEWIN, NWB Bank, Deltares, KWR, STOWA, VNG, verschillende waterschappen, provincies en gemeentes, en bedrijven.
(Op de foto v.l.n.r. Erik Kraaij, programmamanager Netwerk Aquathermie, Sandor Gaastra, directeur-generaal Klimaat en Energie van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en Meindert Smallenbroek, voorzitter Stuurgroep Aquathermie)
Op uitnodiging van de Unie van Waterschappen bracht Tweede Kamerlid Chris Stoffer van de SGP op 9 mei een werkbezoek aan de rioolwaterzuivering van waterschap Vallei en Veluwe in Apeldoorn.
Het werkbezoek stond in het teken van circulaire economie. De Tweede Kamer spreekt op 11 mei over dit onderwerp in een commissiedebat.
Bron van grondstoffen
Stoffer liet zich bijpraten over de mogelijkheden van het terugwinnen van grondstoffen uit rioolwater. Waterschappen zijn al jaren actief in de terugwinning van grondstoffen en energie uit het rioolwater. Ze zien rioolwater allang niet meer als afval, maar als bron van grondstoffen en energie. Zo winnen de waterschappen 18 verschillende grondstoffen uit dit water. Denk aan cellulose, fosfaat, bioplastics en vetzuren, Kaumera en biomassa.
Meststof
Tijdens de rondleiding door de struviethal in Apeldoorn werd duidelijk hoe fosfaat uit het rioolwater wordt gehaald. Van fosfaat wordt struviet gemaakt. Struviet is een meststof die de voedingsstoffen langzaam afgeeft en niet of nauwelijks uitspoelt naar grond- en oppervlaktewater.
In de markt zetten
Aan de hand van verschillende presentaties en gesprekken werden de kansen, mogelijkheden en struikelblokken van het terugwinnen van grondstoffen besproken. AquaMinerals ging in op de uitdagingen bij het in de markt zetten van grondstoffen. Dit bedrijf verzorgt voor de waterschappen de product- en marktontwikkeling voor deze stoffen.
Tweede Kamer
Ook werd besproken wat de Tweede Kamer kan doen om het terugwinnen en op de markt brengen van kostbare grondstoffen soepeler te laten verlopen. De waterschappen willen af van het stempel ‘afval’ voor de reststromen van de rioolwaterzuiveringen.
Werkbezoeken
De Unie van Waterschappen organiseert regelmatig werkbezoeken voor Kamerleden. Deze zijn bedoeld om inzicht te geven in actuele politieke onderwerpen.
Op de foto v.l.n.r.: heemraad Bert van Vreeswijk van waterschap Vallei en Veluwe, Kamerlid Chris Stoffer en 2 medewerkers van de rioolwaterzuivering Apeldoorn.
De waterschappen willen af van het stempel ‘afval’ voor de reststromen van de rioolwaterzuiveringen, en graag in een hoog tempo. Dat hebben ze laten weten aan de deelnemers aan het Commissiedebat Circulaire Economie op 11 mei in de Tweede Kamer.
Waterschappen winnen al jaren zo’n 18 verschillende grondstoffen (en ook energie) uit het rioolwater. Denk aan cellulose, fosfaat, bioplastics, Kaumera en biomassa. Maar om afvalstoffen te kunnen gebruiken, zit wet- en regelgeving vaak in de weg. Die wetten en regels bestempelen de reststromen van de rioolwaterzuiveringen als ‘afval’. De waterschappen willen van dat stempel af.
Tempo ‘einde afvalstatus’ omhoog
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat werkt eraan dat struviet en cellulose niet meer worden aangemerkt als afval, maar deze procedure duurt al bijna 6 jaar. Er zijn nog 16 andere grondstoffen die deze ‘einde afvalstatus’ nodig hebben. Een hoger tempo is dus noodzakelijk om de doelen van het programma ‘Nederland circulair in 2050’ te halen.
Balans tussen ambities
De waterschappen begrijpen dat het aan de ene kant belangrijk is dat mens en milieu worden beschermd tegen vervuiling door afval. Maar aan de andere kant zijn er de doelen om als Nederland meer circulair te worden. Tussen die verschillende ambities is balans nodig. Daarom willen de waterschappen meer regie vanuit het Rijk op de transitie naar een circulaire economie.
Op 12 oktober heeft waterschap Amstel, Gooi en Vecht een groengasinstallatie geopend op het terrein van de rioolwaterzuivering in het westelijk havengebied van Amsterdam. Hiermee levert het waterschap een belangrijke bijdrage aan de transitie om van fossiele brandstoffen af te komen en aan de circulaire economie.
Na het schoonmaken van rioolwater blijft zuiveringsslib over. Dit slib wordt vergist, waarbij biogas vrij komt. Biogas bestaat uit methaangas en CO2. De groengasinstallatie haalt het CO2 uit het methaangas en voegt stikstof toe aan het methaangas. Hierdoor blijft er uiteindelijk groen gas over dat dezelfde kwaliteit heeft als aardgas. Het is geschikt om aan het aardgasnet te leveren en kan gebruikt worden als brandstof voor (vracht)auto’s.
Vanuit kerntaak een bijdrage leveren
Sander Mager, bestuurder van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht: “De groengasinstallatie is een mooi voorbeeld hoe waterschappen rioolwater gebruiken als bron voor grondstoffen en energie. Door de productie van groen gas leveren we, vanuit één van onze kerntaken, een belangrijke bijdrage aan de energietransitie en de circulaire economie. Onze groengasinstallatie levert 5% van het Nederlandse groen gas. Deze installatie laat opnieuw zien dat water een toonaangevende rol speelt in de transitie naar een circulaire samenleving.”
Groen gas is essentieel voor de energievoorziening van de toekomst. In het Klimaatakkoord zijn ambitieuze afspraken gemaakt met groen gas partijen over de opschaling van de groengasproductie naar 2 miljard kuub. Waterschappen zijn één van de grootste producenten van biogas en overwegen om het biogas maatschappelijk in te zetten als groen gas. Een bijmengverplichting voor gasleveranciers aan de gebouwde omgeving zou deze ontwikkeling kunnen versnellen.
Energie- & Grondstoffenfabriek
Het winnen van energie en grondstoffen uit afvalwater is een belangrijk doel voor de waterschappen. De Energie- & Grondstoffenfabriek (EFGF) is een broedplaats van innovatie, samenwerking en kennisdeling Vanuit alle waterschappen zijn experts betrokken. Zo is laatst ook een challenge gestart voor het klimaatpositief zuiveren van rioolwater.
Met welke innovatieve ideeën kunnen we het transport en het zuiveren van afvalwater klimaatpositief krijgen? Om antwoord te vinden op deze vraag organiseert de Energie- & Grondstoffenfabriek samen met Dutch Biorefinery Cluster de challenge ‘Klimaatpositief afvalwaterzuiveren’.
Er zijn meer dan 300 rioolwaterzuiveringen en bedrijven met industriële afvalwaterzuiveringsinstallaties. Daar wordt het vuile water gezuiverd en weer veilig teruggebracht naar het oppervlaktewater. En daar komen broeikasgassen bij vrij.
Geen broeikasgassen meer
De waterketen van de toekomst stoot geen broeikasgassen meer uit of de eventuele uitstoot krijgt een nieuwe bestemming. Hierbij wordt de indirecte uitstoot door gebruik van energie, materialen of chemicaliën vermeden of gecompenseerd door het langdurig vastleggen van broeikasgassen in waardevolle materialen.
Klimaatpositieve processen
In deze challenge wordt gezocht naar manieren waarop deze processen klimaatpositief kunnen verlopen. Kunnen we met een ‘creatieve klimaatopgave bril’ op beter samenwerken met bijvoorbeeld de industrie? Is het mogelijk om samen nieuwe oplossingen voor het afvalwater te bedenken waardoor een afname van broeikasgassen mogelijk is?
Ideeën aanleveren
Wie een goed idee heeft om het transport en het zuiveren van afvalwater klimaatpositief te krijgen, moet vooral meedoen met deze challenge ‘Klimaatpositief afvalwaterzuiveren’. Er is een mooi geldbedrag beschikbaar voor de winnaar om het idee verder te brengen. Inschrijven kan tot 28 oktober via het Winnovatie-platform.
Op 8 oktober hebben Tweede Kamerleden met de portefeuille energie en klimaat een bezoek gebracht aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) West in Amsterdam.
De kamerleden Henri Bontenbal (CDA), Joris Thijssen (PvdA) en Farid Azarkan (DENK) kregen een rondleiding op de rioolwaterzuivering van waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Daar wordt ook biogas en groengas geproduceerd. Het bezoek was onderdeel van een breder werkbezoek over de stand van zaken van de Regionale Energiestrategieën (RES).
Duurzame energiebronnen
In de RES-en wordt in 30 regio’s intensief samengewerkt aan een aanpak voor het opwekken van duurzame energie in 2030. Ook waterschappen doen mee. Bestuursleden Dirk-Siert Schoonman en Sander Mager van de Unie van Waterschappen praatten de Kamerleden bij over duurzame energiebronnen van de waterschappen zoals biogas, groengas en aquathermie.
De rwzi als smart energy hub
Tijdens het werkbezoek werd het rapport ‘De rwzi als smart energy hub’ aan de Kamerleden overhandigd. Bij een ‘smart energy hub’ vormen de waterschappen een lokale energiegemeenschap met de bedrijven in hun omgeving. Zo zijn ze samen minder afhankelijk van het elektriciteitsnet. De Unie van Waterschappen heeft bureau Pondera de mogelijkheden laten onderzoeken. Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met de waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vallei en Veluwe op locaties in Kampen en Harderwijk.
Waterstof
De meest verrassende uitkomst van het onderzoek is dat de rwzi een bijzonder kansrijke locatie is voor het opwekken van groene waterstof. Waterstof kan worden ingezet als duurzame brandstof voor zware werktuigen en slibtransport. De warmte kan worden benut bij de productie van biogas en groengas. Bovendien kan de pure zuurstof worden gebruikt voor beluchting in het zuiveringsproces. De helft van het energieverbruik bij de zuiveringen is nodig voor beluchting. Dit kan dus enorm veel energie besparen. Daarnaast is de verwachting dat emissie van lachgas kan worden gereduceerd.
Op 6 oktober is het Kenniscentrum Bever officieel geopend tijdens het beversymposium. Op de website van het kenniscentrum vind je meer informatie over onder andere de ecologie van de bever en over de verschillende (preventieve) maatregelen om schade door bevers te voorkomen of op te lossen.
De beverpopulatie groeit sinds de herintroductie in 1988 en neemt toe in verspreiding. Dit zorgt op de meeste plekken voor een positieve impact op de biodiversiteit. Tegelijkertijd ontstaan op enkele plaatsen conflicten, waar we dankzij het kenniscentrum samen snel op kunnen inspelen. Het Kenniscentrum Bever is een initiatief van STOWA, Rijkswaterstaat, ProRail, de Unie van Waterschappen, het Interprovinciaal Overleg en de Zoogdiervereniging. Ook andere organisaties zijn welkom om hun kennis over de bever binnen het kenniscentrum te delen. Het doel is om op een duurzame manier met de bever samen te leven.
Bron van informatie
Op de website van het Kenniscentrum Bever staat veel informatie over de bever. Niet alleen over de ecologie, maar ook over knelpunten en mogelijke oplossingen voor graaf-, nat-, vraat- en knaagschade en de juridische aspecten daarvan. De site bevat ook een bibliotheek met achtergronddocumenten en beverprotocollen. De komende jaren wordt de website verder uitgebouwd met aanvullende kennis en ervaring over bevers.
Duurzaam samenleven
Met hun graaf-, bouw- en knaagactiviteiten verhogen bevers vaak de biodiversiteit, maar ze kunnen ook schade veroorzaken. Variërend van een omgeknaagde boom op de weg of het spoor tot een beverhol in een (spoor)dijk of wateroverlast door een beverdam. Bevers zijn via de Europese Habitatrichtlijn en de Wet Natuurbescherming beschermd. Het is belangrijk om preventieve maatregelen te ontwikkelen en te begrijpen waarom een bever op een bepaalde plek zit en gedrag vertoont waar de omgeving last van heeft. Kennis en ervaring opdoen met (preventieve) maatregelen is cruciaal om op een duurzame manier met de bever samen te blijven leven.
Beversymposium
Het Kenniscentrum Bever wordt officieel geopend tijdens het beversymposium in Ravenstein op 6 oktober. Tijdens dit symposium komen in de presentaties verschillende vragen aan de orde, zoals: hoe kun je het beste beversporen vinden? Welk effect hebben bevers op de waterkwaliteit en koolstofopslag? En hoe sterk zal de beverpopulatie de komende jaren nog blijven groeien? De presentaties zijn binnenkort op de website van het Kenniscentrum Bever terug te vinden.
Signalen dat het slecht gaat met de biodiversiteit komen bijna dagelijks in het nieuws. Waterschappen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een goed natuurbeleid. Bijvoorbeeld met de versterking van het Blauwgroene Netwerk
Waterschappen zetten zich in voor het versterken van biodiversiteit. Daarvoor hebben ze unieke mogelijkheden, met het beheer van een uitgebreid netwerk van watergangen en dijken dat heel Nederland doorkruist. Dit Blauwgroene Netwerk beslaat bij elkaar maar liefst 250.000 km.
Nieuw leefgebied
De waterschappen zetten de watergangen en de dijken die ze beheren vaak in als nieuw leefgebied en verbindingsroutes voor planten en dieren. Dat doen ze door bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers langs watergangen te maken en bloemrijke vegetaties op dijken aan te leggen.
Versterken
De waterschappen willen dit Blauwgroene netwerk versterken. Dat staat in het position paper Biodiversiteit uit 2020. Ze hebben daarom het manifest Blauwgroen Netwerk gepubliceerd. Daarin roepen ze ook andere partijen op om met hun watergangen, dijken, wegbermen en terreinen aan te sluiten op dit Blauwgroene Netwerk.
Eigen tempo
Partijen die mee kunnen doen zijn bijvoorbeeld Rijkswaterstaat, boeren en terreinbeheerders. Ieder in zijn eigen tempo. Zo draagt iedereen bij aan herstel van de biodiversiteit.
Europarlementariër Jan Huitema (VVD) heeft gepleit voor einde-afvalcriteria voor grondstoffen uit rioolwater en zuiveringslib. Dat deed hij in schriftelijke vragen aan de Europese Commissie.
De Europese Commissie onderzoekt momenteel voor welke afvalstromen op korte termijn EU-brede einde-afvalcriteria kunnen worden ontwikkeld. Huitema pleit ervoor om prioriteit te geven aan grondstoffen uit het zuiveringsproces voor huishoudelijk afvalwater.
Actieplan voor circulaire economie
Jan Huitema was als rapporteur betrokken bij het Europese Actieplan voor circulaire economie. In zijn rapport werd de Europese Commissie opgeroepen om snel te komen met een lijst van afvalstromen die prioriteit zouden krijgen bij eventuele vaststelling van nieuwe Europese einde-afvalcriteria. De Europese Commissie is hiermee aan de slag gegaan en komt nu in een fase om keuzes te maken.
Energie- en grondstoffenfabriek
De Unie van Waterschappen is blij met het pleidooi van Huitema. Waterschappen hebben met hun energie- en grondstoffenfabrieken grote ambities om het circulaire potentieel van rioolwater en -slib beter te kunnen benutten en de kringloop te sluiten. Naast teruggewonnen water en bemestingsproducten kunnen er ook stikstof- en zwavelcomponenten, fosforzouten, biopolymeren, bioplastics, vezels, eiwitten en algen uit afvalwater en rioolslib gehaald worden.
Afval-label
Nu kan dat maar beperkt, omdat rioolwater en slib nog het juridische label ‘afval’ uit de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen hebben. Dat beperkt de mogelijkheden voor de afzet van deze materialen en het ontwikkelen van een goede business case. Zonder criteria die bepalen dat deze grondstoffen niet langer als afval worden gezien, blijft handel en verdere verwerking in productieprocessen ontzettend lastig.
De waterschappen starten met het intern beprijzen van CO2. Bij interne CO2–beprijzing reken je een prijs voor de klimaatkosten (uitstoot van broeikasgassen) van een activiteit. Het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen krijgt hiermee een financiële waarde.
Bij de waterschappen gaat dit in beginsel om 100 tot 140 euro per ton CO2-equivalent. Wanneer een hogere prijs gepast is, zetten waterschappen die in.
Tegengaan klimaatverandering
Waterschappen zetten zich in voor het tegengaan van klimaatverandering. Ze kunnen impact maken in hun rol als opdrachtgever voor inkoop en aanbesteding. Uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen zorgt voor schade. Door die schade te vertalen naar een CO2-prijs kunnen waterschappen de impact op het klimaat meewegen in investeringsbeslissingen. Dan kan een duurzame oplossing bij aanbestedingen of kosten-batenanalyses zomaar wél interessant worden.
Milieu-impact voor eigen rekening
Sander Mager, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: “Interne CO2-beprijzing is een eerste opstap naar het daadwerkelijk meenemen van ecologische en sociaal-maatschappelijke waarden bij de keuzes die waterschappen maken bij budgettering, investeringsprojecten en aanbestedingen. Niet alleen om te vergelijken welke alternatieven het minst schadelijk zijn voor mens en milieu. Maar ook om de daadwerkelijke milieu-impact die waterschappen veroorzaken door hun werkzaamheden voor eigen rekening te nemen. En ze niet door te schuiven naar de omgeving en de toekomstige generatie.”
Stimulans voor klimaatvriendelijke oplossingen
Bij interne CO2-prijzen wordt de CO2-uitstoot vertaald naar de kosten die nodig zijn om de effecten van de betreffende uitstoot van broeikasgassen op te vangen. Zo wordt de impact van de CO2-uitstoot in geld uitgedrukt. Dit geeft meer inzicht en leidt in veel gevallen tot een CO2-bewuste keuze. En het stimuleert de markt om met klimaatvriendelijke oplossingen te komen.
49 procent CO2-reductie
De prijs is gekoppeld aan de doelen die de waterschappen hanteren op het gebied van CO2-reductie. Hierbij is uitgegaan van de ambitie om 49 procent CO2-reductie te halen in 2030. Hogere doelstellingen leiden tot een hogere CO2-prijs. De passende aanbevolen prijsrange van 100-140 euro per ton CO2 voor de periode 2020-2030 is gecombineerd met een jaarlijkse indexatie. Waterschappen met relatief meer ambitie kunnen aan de bovenkant van deze prijsrange gaan zitten, dus op 140 euro per ton CO2. In sommige gevallen kunnen zelfs nog hogere prijzen passend zijn.