De waterschappen gaan gezamenlijk 3,1 miljard euro per jaar investeren in de periode 2025-2029, in totaal dus ruim 15 miljard euro. Dat blijkt uit een inventarisatie van de Unie van Waterschappen. Er zijn met name meer investeringen nodig in de veiligheid van de dijken en het verbeteren van de rioolwaterzuivering.
Vincent Lokin, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: “De uitdagingen waar we momenteel voor staan, zorgen voor volle investeringsagenda’s bij alle 21 waterschappen. Onze dijken krijgen het steeds zwaarder door onder andere vaker voorkomende hoogwaterperiodes. En uit het afvalwater moeten we steeds meer en specifiekere vervuiling halen, en dat ook nog voor meer inwoners. De ontwikkeling van onze belastingen wordt vooral door onze investeringen bepaald. Dus dit alles leidt ook tot hogere tarieven. Geen leuke boodschap, maar het is gewoonweg onvermijdelijk en hard nodig om in Nederland veilig te kunnen blijven wonen, werken en ondernemen in een gezonde leefomgeving.”
Verbeteren infrastructuur
Met de investeringen verbeteren en vervangen waterschappen de infrastructuur waarmee ze hun taken uitvoeren. Dat geld besteden de waterschappen onder meer aan het versterken van dijken en het aanpassen van het watersysteem. Ook renoveren en verbeteren ze hun rioolwaterzuiveringsinstallaties, zodat deze goed blijven functioneren en aan de hogere eisen uit onder andere Europa blijven voldoen. Van de 3,1 miljard euro per jaar gaat 1.250 miljoen euro naar waterkeringen, 605 miljoen euro naar het watersysteem, 1.085 miljoen euro naar rioolwaterzuivering en 130 miljoen euro betreft overige investeringen.
Publicatie
De Unie van Waterschappen heeft een publicatie gemaakt die met cijfers en achtergrondinformatie inzicht geeft in de waterschapsbelastingen in 2025: ‘Waterschapsbelastingen 2025- Het hoe en waarom’.
De waterschappen zijn blij dat de Eerste Kamer op 4 februari het wetsvoorstel voor aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen heeft aangenomen. Vincent Lokin, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: “Dit is een hele mooie stap. Het zal leiden tot meer draagvlak voor de waterschapsbelastingen en tot beter uitlegbare tarieven. De wet treedt per 1 januari 2026 in werking. De waterschappen zijn er klaar voor.”
Vincent Lokin: “Dit wetsvoorstel is een eerste, belangrijke verbetering van het belastingstelsel van de waterschappen. Het lost de urgente knelpunten op en helpt de waterschappen bij het realiseren van de opgaven waar Nederland voor staat. Bovendien zorgt het ervoor dat waterschappen in hun werk minder mens- en milieubelastende stoffen hoeven te gebruiken. Ook wordt via een wijziging in de Waterschapswet geregeld dat waterschappen meer hernieuwbare energie mogen opwekken dan ze voor hun wettelijke taken nodig hebben, zodat ze klimaatneutraliteit kunnen bereiken. Het is fijn dat meerdere Kamerleden waardering uitspreken voor het werk van de waterschappen. Er is brede steun voor het uitgangspunt van het wetsvoorstel: hoe meer profijt je van het werk van het waterschap hebt, hoe meer je betaalt.”
Stemming over motie
Naast de stemming over het wetsvoorstel, stemde de Eerste Kamer vanmiddag ook over de motie Van Langen-Visbeek (BBB) c.s. over uitstel van de invoering van de verplichte twee tarieven binnen de watersysteemheffing gebouwd. Deze motie is niet aangenomen. De waterschappen zijn daarom verplicht om straks twee verschillende tarieven te hanteren voor woningeigenaren en bedrijven. Dit onderdeel van het wetsvoorstel is bedoeld om de onredelijke invloed die de waardeontwikkeling van woningen en bedrijfspanden heeft op de lastenverdeling tussen deze twee groepen een halt toe te roepen.
Vervolgproces
Het wetsvoorstel gaat nu voor ondertekening naar de koning en minister Madlener van Infrastructuur en Waterstaat. Daarna wordt de wet gepubliceerd in het Staatsblad. De wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De waterschappen gaan ervan uit dat zij het nieuwe stelsel met ingang van 1 januari 2026 kunnen toepassen.
Op 28 januari behandelde de Eerste Kamer plenair het wetsvoorstel aanpassing belastingstelsel waterschappen. De Eerste Kamerleden stelden veel vragen aan minister Madlener van Infrastructuur en Waterstaat, bijna 70. Op 4 februari volgen de stemmingen. De waterschappen hopen op snelle besluitvorming om genoeg tijd te hebben om zich voor te bereiden op de invoering.
Minister Madlener beantwoordde de vragen in een eerste en tweede termijn. BBB diende tijdens de behandeling een motie in om de invoering van de verplichte twee tarieven binnen de watersysteemheffing gebouwd uit te stellen tot na de evaluatie over vijf jaar. Minister Madlener heeft die motie ontraden. In het debat was er veel waardering voor het werk wat de waterschappen doen.
Profijtbeginsel
Tijdens de plenaire behandeling stelden de Kamerleden onder meer vragen over het gebruik van de gebiedskenmerken bij het verdelen over de belastingbetalers van de kosten van het watersysteem. Dit gaat over de watersysteemheffing, waarmee het geld wordt opgehaald voor waterveiligheid, voldoende en schoon oppervlaktewater. Volgens de huidige systematiek moeten de waterschappen de kosten voor een belangrijk deel verdelen op basis van de waarde van gebouwen, grond en natuurterreinen. Het belangrijkste knelpunt van deze systematiek is dat de bijdrage kan toe- of afnemen, zonder dat daar meer of minder profijt tegenover hoeft te staan. Het wetsvoorstel gaat uit van een model waarin de kosten niet meer op basis van waarde maar op basis van gebiedskenmerken worden verdeeld. De Kamerleden willen graag dat de minister monitort hoe de waterschappen invulling geven aan de toepassing van het profijtbeginsel.
Scheefgroei huishoudens en bedrijven
Er was ook veel aandacht voor de scheefgroei in de lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven en of die voldoende wordt gerepareerd met het wetsvoorstel. Op dit moment moeten de waterschappen voor woningen en bedrijfspanden hetzelfde tarief gebruiken. De WOZ-waarden van woningen zijn de afgelopen jaren veel harder gestegen dan de WOZ-waarden van bedrijfspanden. Hierdoor zijn woningeigenaren een steeds groter deel van de lasten gaan dragen zonder dat daar direct een hoger voorzieningenniveau tegenover stond. Een onderdeel van het wetsvoorstel zorgt voor een gelijkmatiger ontwikkeling van de lasten voor huishoudens en bedrijven. In de motie van de BBB wordt verzocht om de invoering van dit onderdeel uit te stellen, omdat een verplichting volgens hen geen recht doet aan de verschillen tussen de waterschappen.
Vervolgtraject
Tot slot waren er diverse vragen over het vervolgtraject. In dat traject moeten onderwerpen aan bod komen die in dit wetsvoorstel niet zijn meegenomen. De Kamerleden noemden onder meer een verdere uitwerking van het principe ‘de vervuiler betaalt’ en het belonen van goed gedrag. Het vervolgtraject gaat niet alleen over het belastingstelsel van de waterschappen, maar over een bredere aanpak om de bekostiging van het Nederlandse waterbeheer toekomstbestendiger te maken. De minister heeft toegezegd dat hij de Tweede Kamer voor de zomer nader informeert over dit traject.
Als in 2025 de rekening voor de waterschapsbelastingen op de mat valt, betalen gezinnen met een eigen huis gemiddeld 35 euro meer. Voor eenpersoonshuishoudens in een huurwoning is de aanslag gemiddeld 15 euro hoger. Waterschappen moeten steeds meer investeren in veilige dijken, het opvangen van piekbuien en droge periodes en het zuiveren van rioolwater.
Een gezin van vier personen met een eigen huis met een WOZ-waarde van 370.000 euro betaalt in 2024 gemiddeld 448 euro. In 2025 wordt dat gemiddeld 483 euro. De waterschapsbelasting van een alleenstaande huurder stijgt gemiddeld van 188 euro dit jaar naar 203 euro in 2025.
Grotere opgaven
Vincent Lokin, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: “De ramp die zich recent in de regio Valencia in Spanje heeft voltrokken laat zien dat weersextremen tegenwoordig groter zijn en vaker voorkomen. Ook in Nederland zien we steeds meer piekbuien en perioden van droogte en watertekort. We lopen als waterschappen tegen grote uitdagingen aan bij al onze taken. De dijken in Nederland zijn berekend op het huidige klimaat en moeten worden versterkt. Het zuiveren van rioolwater en maatregelen voor schoon en gezond water in beken en rivieren vragen steeds meer.Het aanpassen aan al deze veranderingen kost geld. Ik verwacht dan ook dat de belastingen in de komende jaren zullen blijven stijgen. Daar ontkomen we niet aan, want goed waterbeheer is essentieel om in Nederland te kunnen blijven wonen, werken en ondernemen.”
Verschillen per waterschap
Het bedrag van de waterschapsbelastingen verschilt van waterschap tot waterschap. Dat komt vooral doordat de gebieden van elkaar verschillen. Het maakt bijvoorbeeld uit of een gebied laag of hoog ligt, of het stedelijk of landelijk gebied is, of er kwetsbare natuur is en of er veel of weinig dijken in het gebied zijn. Al die factoren hebben invloed op de hoogte van de belastingaanslag. Vincent Lokin: “Daar komt nog bij dat ook alles wat de waterschappen inkopen duurder wordt. De verhoging komt landelijk uit op gemiddeld 8 procent. Datzelfde percentage geldt voor agrarische en andere bedrijven. We begrijpen dat een hogere rekening geen fijne boodschap is. Voor mensen die de aanslag niet kunnen betalen, hebben de waterschappen mogelijkheden voor kwijtschelding en betalingsregelingen.”
Definitieve tarieven waterschapsbelastingen
De verwachting van de Unie van Waterschappen volgt uit een inventarisatie onder de 21 waterschappen en is gebaseerd op de tariefvoorstellen die de waterschapsbesturen nu bespreken. Zij nemen in de komende weken een besluit over de uiteindelijke belastingtarieven voor volgend jaar. Rond 1 maart 2025 worden de meeste belastingaanslagen verstuurd.
Er is weer een stap gezet in de behandeling van het wetsvoorstel aanpassing belastingstelsel waterschappen. Minister Madlener van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 17 oktober jl. in de nota naar aanleiding van het verslag vragen beantwoord die de Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving op 23 september over het wetsvoorstel stelde. Er zal nog een ronde met vragen volgen, voordat duidelijk wordt hoe de behandeling van het voorstel in de Eerste Kamer wordt afgerond.
Op 22 oktober hebben twee fracties (GroenLinks/PvdA en OPNL) in de Eerste Kamer aangegeven onvoldoende antwoord op hun vragen te hebben gekregen. Op 5 november zullen deze vragen in een nieuw schriftelijk verslag aan de minister worden gesteld. Die vervolgens weer de tijd krijgt om hierop te reageren. De Unie van Waterschappen heeft contact met de fracties en ook met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om hen indien nodig van verduidelijkende informatie te voorzien.
Vervolg
Na beantwoording van deze vragen zal de Eerste Kamer besluiten hoe zij de behandeling van het wetsvoorstel tot aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen wil afronden. Willen ze het plenair behandelen of door laten gaan als hamerstuk?
Over het wetsvoorstel
Het huidige belastingstelsel kent een aantal knelpunten. De Unie van Waterschappen heeft daarom in december 2020 een aanpassingsvoorstel aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. De voorstellen van de waterschappen zijn gedaan om de knelpunten op te lossen en de waterschappen tegelijk ruimte te geven om meer te kunnen bijdragen aan de opgaven op het gebied van klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie. De minister is daarop een wetgevend traject gestart.
Het wetsvoorstel wijzigt drie belastingen van de waterschappen: de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing. De waterschappen zijn blij met het wetsvoorstel en hopen dat zij snel met het nieuwe stelsel kunnen werken. De voorstellen voor de watersysteemheffing zorgen voor een beter uitlegbare aanslag en een gelijkmatiger lastenontwikkeling voor alle belastingbetalers. Met de voorstellen om de zuiverings- en verontreinigingsheffing aan te passen bereiken we dat waterschappen en bedrijven in hun werk minder mens- en milieubelastende stoffen hoeven te gebruiken.
Op maandag 23 september reageerde de vaste Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) met een schriftelijk verslag op het wetsvoorstel voor de aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen. De commissie stelt hierin een aantal vragen over het wetsvoorstel.
Vervolgproces
Het is nu aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat om deze vragen te beantwoorden. Deze beantwoording kan enkele weken duren. Meestal kan een wetsvoorstel na één schriftelijke vragenronde plenair worden behandeld; soms wordt om een tweede schriftelijke ronde gevraagd.
Achtergrond
Op 23 april is het wetsvoorstel aangenomen in de Tweede Kamer. De behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer startte op 14 mei. Op 9 juli was er in de Eerste Kamer al een technische briefing van de Commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO).
Tot 10 september kunnen leden van de Eerste Kamer schriftelijk inbreng leveren voor de behandeling van de herziening van het belastingstelsel. Er kan inbreng geleverd worden op de Wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht in verband met het versterken van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing, het geven van ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en het oplossen van enkele knelpunten.
De Unie van Waterschappen heeft enkele punten onder de aandacht van de Kamerleden gebracht. Na de technische briefing op 9 juli jl. heeft de Unie van Waterschappen ook een toelichtend filmpje gemaakt over het wetsvoorstel.
Aanleiding wetsvoorstel
Het huidige belastingstelsel kent een aantal knelpunten. De Unie van Waterschappen heeft daarom in december 2020 een aanpassingsvoorstel aan de minister van IenW voorgelegd. De minister is daarop een wetgevend traject gestart, waarbij de voorstellen van de waterschappen zijn gebruikt om de knelpunten op te lossen en de waterschappen tegelijk ruimte te geven om meer te kunnen bijdragen aan de opgaven op het gebied van klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie.
Het wetsvoorstel wijzigt drie belastingen van de waterschappen: de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing. In de inbreng worden de wijzingen in deze drie belastingen uitgebreid toegelicht.
Aanpassingen
De waterschappen zijn blij met de voorgestelde aanpassingen in het wetsvoorstel. De voorstellen voor de watersysteemheffing zorgen voor een beter uitlegbare aanslag en een gelijkmatiger lastenontwikkeling voor alle belastingbetalers. Met de voorstellen om de zuiverings- en verontreinigingsheffing aan te passen bereiken we dat waterschappen en bedrijven in hun werk minder mens- en milieubelastende stoffen hoeven te gebruiken.
Op dinsdag 9 juli was er in de Eerste Kamer een technische briefing van de Commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) over het wetsvoorstel tot aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen. Ambtenaren van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gaven uitleg over het wetsvoorstel. De aanwezige Eerste Kamerleden kregen de gelegenheid om toelichtende (feitelijke) vragen te stellen.
Vragen over berekeningen en peiljaar
Onder andere PVV vroeg welke groepen belastingbetalers er binnen het nieuwe systeem naar verwachting meer of minder gaan betalen. SGP wilde weten of er onderliggende berekeningen zijn over mogelijke verschuivingen die kunnen gaan plaatsvinden.
GroenLinks-PvdA vroeg naar de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel en naar de onderbouwing voor de keuze van het peiljaar (twee jaar voor inwerkingtreding). Ook D66 vroeg naar de afwegingen rond het peiljaar en naar de draagvlakmeting voor plusvoorzieningen.
Gebiedskenmerken
BBB legde de nadruk op de manier waarop wordt bepaald wie profijt heeft bij maatregelen in het waterbeheer. Ook vroeg BBB hoe gebiedskenmerken worden meegenomen in de bestuurlijke afweging, en naar de bekostiging van zogeheten ‘meekoppelkansen’, zoals maatregelen rond klimaatadaptatie en duurzame energie. De voorzitter van de commissie vroeg of met dit wetsvoorstel gekeken is naar toekomstige uitdagingen binnen het waterbeheer.
Vervolg
De senatoren uit de Eerste Kamer kunnen schriftelijk reageren op het wetsvoorstel voor de eerste commissievergadering na het reces op dinsdag 10 september. Vervolgens beantwoordt de minister van Infrastructuur en Waterstaat deze vragen. Meestal kan een wetsvoorstel na één schriftelijke vragenronde plenair worden behandeld; soms wordt om een tweede schriftelijke ronde gevraagd.
Op dinsdag 11 juni heeft de Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) de mogelijkheid om schriftelijke inbreng te geven op het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Waterschapswet, de Waterwet en de Algemene wet bestuursrecht (AWB)’. Ter voorbereiding hierop stuurde de Unie van Waterschappen de commissie een toelichting op het wetsvoorstel.
Aanleiding wetsvoorstel
Het huidige belastingstelsel kent een aantal knelpunten. Om deze op te lossen, stelde de Unie van Waterschappen in december 2020 een aanpassingsvoorstel aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat voor. De minister is daarop een wetgevend traject gestart. Hierin zijn de voorstellen van de waterschappen benut om de knelpunten op te lossen. Het geeft de waterschappen tegelijk ruimte om bij te dragen aan de opgaven op het gebied van klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie.
Gelijkmatige lasten voor belastingbetalers
Het wetsvoorstel wijzigt drie belastingen van de waterschappen: de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing en de verontreinigingsheffing. Verder bevat het voorstel een bepaling die zorgt dat woningeigenaren een ander tarief betalen dan eigenaren van bedrijfspanden. De voorstellen zorgen voor een beter uitlegbare aanslag en een gelijkmatiger lastenontwikkeling voor alle belastingbetalers. Bovendien hoeven waterschappen en bedrijven door de voorstellen minder milieu- en mensbelastende stoffen te gebruiken in hun werk.
Bekijk in deze video een uitleg van het wetsvoorstel:
Voortvarende behandeling
De waterschappen zijn erg blij met het wetsvoorstel. Het lost de huidige knelpunten op én zet belangrijke stappen in de bijdragen van de waterschappen en de opgaven voor Nederland. De waterschappen hopen dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel voortvarend kan behandelen, zodat inwerkingtreding op 1 januari 2026 mogelijk is. Dat lijkt nog ver weg, maar om de wijzigingen zorgvuldig te implementeren, hebben de waterschappen uiterlijk deze zomer duidelijkheid nodig.
De waterschappen zijn blij dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel voor aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen heeft aangenomen. Vincent Lokin, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: “Dit is een hele mooie stap. Het zal leiden tot meer draagvlak voor de waterschapsbelastingen en tot goed uitlegbare tarieven.” Tijdens de stemming op dinsdag 23 april is een aantal moties en amendementen aangenomen. Het wetsvoorstel gaat daardoor iets gewijzigd naar de Eerste Kamer.
Vincent Lokin: “Dit wetsvoorstel is een eerste, belangrijke verbetering van het belastingstelsel van de waterschappen. Het lost de urgente knelpunten op en helpt de waterschappen bij het realiseren van de opgaven waar Nederland voor staat. Bovendien zorgt het ervoor dat waterschappen in hun werk minder mens- en milieubelastende stoffen hoeven te gebruiken. Bijna al onze wensen zijn gerealiseerd. Het is fijn dat meerdere Kamerleden waardering uitspreken voor het werk van de waterschappen. Ook is er brede steun voor het uitgangspunt van het wetsvoorstel: hoe meer profijt je van het werk van het waterschap hebt, hoe meer je betaalt.”
Wensen van de waterschappen
Op twee punten wilden de waterschappen graag aanpassing van het wetsvoorstel. Zij pleitten ervoor dat de voorgestelde tariefdifferentiatie tussen woningen en bedrijfspanden geen verplichting maar een keuzemogelijkheid wordt. De Kamerleden Grinwis (ChristenUnie), Pierik (BBB) en Vedder (CDA) dienden hierover een amendement in. Bij het Kamerdebat op 18 april bleek dat een meerderheid van de Kamer vreest dat bestuurlijke keuzevrijheid leidt tot meer onzekerheid voor belastingbetalers. Het amendement werd verworpen.
Ruimte bij de verdeling
De tweede wens van de waterschappen was voldoende ruimte om de kosten over de betalende categorieën ongebouwd en natuur te verdelen, bij voorkeur met een bandbreedte van 30 procent. Het wetsvoorstel stelt de bandbreedte de eerste twee jaar op 30 procent, en daarna op 25 procent. Door het Kamerlid Sneller (D66) werd een amendement ingediend om deze bandbreedte te beperken tot 10 procent, maar dat kreeg geen meerderheid.
Verdere uitkomsten van het debat
Er zijn 4 moties aangenomen:
– Motie Grinwis (ChristenUnie) c.s. (nr. 19) over het jaarlijks informeren over de belastingopbrengst per waterschap. – Motie Heutink (PVV) (nr. 20) over scherp toezicht houden op hoe de waterschappen het begrip “gebiedskenmerken” invullen. – Motie Pierik (BBB) c.s. (nr. 21) over of dienstverlening ten behoeve van het watersysteem door agrariërs verdisconteerd kan worden in de kostentoedeling van de waterschapslasten. – Motie van Dijk (NSC) en Pierik (BBB) (nr. 23) over het onderzoeken hoe de zuiverings- en verontreinigingsheffing meer op basis van de omvang van huishoudens geheven kan worden.
Het aangepaste wetsvoorstel wordt nu naar de Eerste Kamer gestuurd. Na het meireces wordt het in behandeling genomen. De waterschappen hopen dat zij het nieuwe stelsel met ingang van 1 januari 2026 kunnen toepassen.