Tijdens het hoofdlijnendebat Infrastructuur en Waterstaat (IenW) op 16 februari in de Tweede Kamer vroeg een aantal Kamerleden aandacht voor de circulaire economie én voor water.
Zo stelde Suzanne Kröger van GroenLinks dat zij concrete doelen mist om tot een circulaire economie te komen. Wat gaan we nu doen om in 2030 50 procent minder grondstoffen te gebruiken? Vivianne Heijnen, staatssecretaris van IenW antwoordde dat in de volgende stap concrete doelen worden bepaald.
Hergebruik afval
Kiki Hagen van D66 wilde weten welke nieuwe definitie van afval de staatssecretaris hanteert. Dit met het oog op hergebruik van afval. Nu is dat nog vaak niet mogelijk omdat afval wettelijk gezien niet mag worden hergebruikt. Heijnen zei daarop dat de definitie van afval zijn oorsprong heeft in een Europese richtlijn. Als we de definitie willen aanpassen, moet dat dus in Europa.
Voor de waterschappen is het belangrijk dat afval, zoals slib van de waterzuiveringen, kan worden hergebruikt. Zonder ‘einde-afvalstatus’ van stoffen is hergebruik niet mogelijk.
Waterveiligheid
Ook het onderwerp water kwam aan de orde tijdens het debat. Barry Madlener van de PVV verwacht een forsere inzet van de minister voor waterveiligheid. Nederland moet een veilige delta blijven. Minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat zei dat waterveiligheid inderdaad erg belangrijk is, maar dat er meer wensen zijn dan budget.
Plastictax
Tot slot vroeg Lammert van Raan van de Partij voor de Dieren aan staatssecretaris Heijnen welke maatregelen zij gaat nemen tegen plastics in water. Hij suggereerde een belasting op polymeren. De staatssecretaris zegde toe zo’n plastictax te gaan onderzoeken.
De waterschappen zetten zich actief in voor het terugdringen van plastic zwerfvuil in het oppervlaktewater. Een plastictax zou een bijdrage kunnen leveren aan minder plastic in het water.
Vanaf 2026 mogen Nederlandse boeren niet meer dan 170 kg stikstof dierlijke mest per hectare uitrijden. Dat staat in de conceptderogatiebeschikking die de Europese Commissie heeft gedeeld met de lidstaten. Tot nu toe geldt de zogenoemde derogatie en mogen agrariërs meer stikstof uit dierlijke mest gebruiken dan volgens de Nitraatrichtlijn is toegestaan.
De Europese regel is dat een agrariër op landbouwgrond volgens de Nitraatrichtlijn 170 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar mag gebruiken. Met een derogatievergunning is dat, afhankelijk van het gebied, 230 of 250 kilogram per hectare. 2022 is het laatste jaar dat Nederlandse boeren nog derogatie kunnen aanvragen. De jaren daarna volgt een stapsgewijs afbouwpad tot en met 2025.
130 miljoen euro
Het kabinet stelt 130 miljoen euro beschikbaar voor melkveehouders die gebruik willen blijven maken van derogatie. Deze regeling is bedoeld om de sector tegemoet te komen in de hogere kosten voor mestafvoer en mestverwerking. Melkveehouders kunnen vanaf januari 2023 een financiële tegemoetkoming aanvragen.
Milieutoestand
Derogatieverlening voor Nederlandse agrariërs is volgens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) nooit vanzelfsprekend geweest. Zo was de Europese Commissie (EC) bij de verlening van derogatie voor de jaren 2020 en 2021 al terughoudend. Bij het verlenen van de uitzondering houdt de EC rekening met eisen aan de milieutoestand. In het bijzonder met de kwaliteit van grondwater en oppervlaktewater. Nederland voldoet niet aan alle eisen. De EC kijkt hierbij ook naar de mogelijke oorzaken van de milieudruk.
Ook andere maatregelen
Naast het afbouwpad voor de omvang van derogatie volgen er ook nog andere maatregelen uit de conceptbeschikking. Ook die hebben gevolgen voor de agrarische sector. Zo moet Nederland de komende tijd zogenoemde ‘verontreinigde gebieden’ aanwijzen, waar de derogatie sneller zal worden afgebouwd. Ook worden de mestproductieplafonds bijgesteld en komt er voor de melkveehouderij een verplicht minimaal percentage permanent grasland per bedrijf. Het ministerie van LNV werkt de aanvullende voorwaarden de komende periode verder uit, zo mogelijk met de sector.
Tijdelijke transitievergoeding
De minister wil met een tijdelijke transitievergoeding bedrijven stimuleren een derogatievergunning te blijven aanvragen om de omzetting van grasland naar bouwland te voorkomen. Aan de derogatie is namelijk de voorwaarde verbonden dat 80 procent van de oppervlakte van het bedrijf uit grasland moet bestaan.
Behoud van grasland
Het behoud van het grasland is belangrijk. Als grasland wordt omgezet naar bouwland voor de teelt van bijvoorbeeld akkerbouwgewassen, vollegrondsgroenten en bloembollen zorgt dit voor een verslechtering van de waterkwaliteit. Deze teelten zijn intensiever, gaan minder efficiënt met meststoffen om en gebruiken meer gewasbeschermingsmiddelen. Resultaat: er komen meer meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht. Ook hebben deze teelten meer water nodig dan grasland. Dat leidt weer tot een toename van de watervraag.
Geen waterkwaliteitsverbetering
Ook is het afbouwen en verdwijnen van derogatiemogelijkheden geen garantie voor waterkwaliteitsverbetering. De lagere hoeveelheid aan dierlijke mest die mag worden toegepast op landbouwgrond mag tot nu toe namelijk worden gecompenseerd door het gebruik van kunstmest.
Op 13 september staat een Commissiedebat Mestbeleid met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gepland. Op de agenda staat het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de derogatie. De waterschappen maken zich zorgen over de kwaliteit van het oppervlaktewater. Ze vragen aandacht voor een aantal onderwerpen die worden besproken.
Met het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn worden de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor oppervlaktewater in 2027 niet gehaald. Daarom heeft het kabinet het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) de taak gegeven om met een gebiedsgerichte aanpak de doelen van de Nitraatrichtlijn en de KRW in 2027 te realiseren. Het NPLG moet er dus voor zorgen dat in al het oppervlaktewater van landbouwgebieden de waterkwaliteitsdoelen worden gehaald.
Verantwoordelijkheid
De waterschappen zijn benieuwd hoe de minister ervoor zorgt dat álle bij het NPLG betrokken partijen hun verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat in 2027 in alle landbouwgebieden de doelen van de Nitraatrichtlijn en de KRW worden gehaald.
Bufferstroken
Een andere belangrijke maatregel om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren, is het aanhouden van bufferstroken langs het oppervlaktewater. Deze stroken mogen niet bemest en niet bespoten worden. Dat zorgt ervoor dat er minder meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht komen.
Wetswijziging
In het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn staat dat de huidige teeltvrije zones worden verbreed. Daarvoor is een wetswijziging nodig. De waterschappen hopen dat minister daar haast mee maakt, zodat de wet op 1 januari 2023 ingaat.
Derogatie
De waterschappen vragen ook aandacht voor derogatie. Het krijgen van derogatie voor de Nitraatrichtlijn houdt in dat agrarische bedrijven meer stikstof uit dierlijke mest mogen toepassen dan de norm van 170 kilo stikstof per hectare. Dat mag alleen als 80 procent van de oppervlakte van het bedrijf uit grasland bestaat.
Verslechtering waterkwaliteit
Als de Europese Unie Nederland geen derogatie meer geeft, is de 80 procent grasland niet meer verplicht. Als grasland wordt omgezet naar bouwland voor de teelt van allerlei gewassen, zorgt dat voor een verslechtering van de waterkwaliteit. Er komen dan meer meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht. Ook is er dan meer water nodig dan voor grasland.
De waterschappen willen dat de minister ervoor zorgt dat bij verlies van de derogatie de kwaliteit van het oppervlaktewater niet achteruit gaat. De Nederlandse overheid erkent dat het belangrijk is om grasland te behouden. Het kabinet gaat onderzoeken op welke manier in de periode tussen de afloop van de derogatie en de invoering van de wettelijke verplichting voor een aandeel permanent grasland kan worden geborgd.
Op 10 februari heeft de Commissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een Commissiedebat Natuur gepland. De waterschappen hebben de commissie een aantal aandachtspunten gestuurd, onder meer over stikstofreductie en over het gevaar van natuurversnippering.
De waterschappen vinden dat middelen voor natuur zo besteed moeten worden dat er maximale synergie ontstaat met maatregelen voor het waterbeheer. Op die manier kunnen projecten beter, goedkoper en met meer draagvlak gerealiseerd worden. Bij het opstellen van hun natuurplannen moeten Rijk en provincies rekening houden met de doelen uit de Kaderrichtlijn Water en het Deltaprogramma.
Stikstofreductie
Daarnaast moeten maatregelen voor stikstofreductie bijdragen aan de waterkwaliteit, vinden de waterschappen. Ze zijn dan ook benieuwd hoe de minister, Christianne van der Wal van Natuur en Stikstof, ervoor zorgt dat die maatregelen voor stikstofreductie de waterkwaliteit bevorderen.
Uitvoeringstempo
In de 7e Voortgangsrapportage Natuur staat dat er stappen zijn gezet bij het realiseren van meer en betere natuur in Nederland. Toch blijft het uitvoeringstempo van de inrichting van extra natuur een punt van zorg. Dat geldt ook voor de verbetering van de kwaliteit van de natuur en het biodiversiteitsherstel.
Samenwerking
Het uitvoeringstempo kan omhoog als er samenwerking wordt gezocht met het nationale veenweideprogramma. In dit programma wordt een deel van de landbouwgrond omgezet naar natte natuur. Als het natuurprogramma en de het veenweideprogramma de financiële middelen bij elkaar leggen, leidt dat tot versnelling. De waterschappen willen graag weten of de minister voor die samenwerking openstaat.
Versnippering
Een ander probleem in het natuurbeheer is versnippering. Een voorbeeld daarvan is een polder waar percelen natuur en percelen landbouw door elkaar lopen en ieder een verschillend waterpeil nodig hebben. Dat maakt het peilbeheer complex, kostbaar en kwetsbaar.
Ontsnipperen
Daarom bevelen de waterschappen aan om prioriteit te geven aan het ‘ontsnipperen’ van functies. Bijvoorbeeld bij landbouwpercelen in een natuurnetwerk die zijn ontstaan omdat een agrariër niet wil meewerken aan het omzetten van landbouw naar natuur.
Tijdens zijn eerste werkbezoek heeft minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) op 31 januari de rioolwaterzuiveringsinstallatie Hessenpoort in Zwolle bezocht. Daar verrichtte hij de symbolische openingshandeling van de Smart Energy Hub.
Een Smart Energy Hub is een slim lokaal energiesysteem waarmee het lokale energienet wordt ontlast en een heel bedrijventerrein energieneutraal kan worden. Flexibiliteit en slim kunnen schakelen tussen duurzame elektriciteit, gas (waaronder waterstof) en warmte staan hierbij centraal.
Klimaatafspraken
Om de Smart Energy Hub symbolisch te starten, draaide minister Jetten een kraan dicht. Investeringen in het landelijke stroomnetwerk kosten volgens hem veel tijd. “Goed dus dat allerlei partijen kijken wat ze zelf al kunnen bereiken. We hebben alle initiatieven nodig die bijdragen aan de energietransitie om de klimaatafspraken van Parijs na te komen.”
Kansrijk
De Unie van Waterschappen heeft onderzoek laten doen waaruit blijkt dat rioolwaterzuiveringen zeer kansrijk zijn voor productie van groene waterstof. Unie gaat in gesprek met het Rijk over opschalingsmogelijkheden en juridische experimenteerruimte.
Duurzame energie
Ook volgens Marion Wichard, dagelijks bestuurslid Waterschap Drents Overijsselse Delta, heeft de Smart Energy Hub potentie. “We verwachten dat we met het gebruik van pure zuurstof 50 procent energiebesparing op de rioolwaterzuivering kunnen halen. Landelijk wordt er al met ons meegekeken. Een mooie oplossing ook voor de drukte op het elektriciteitsnet, omdat hiermee duurzame energie nuttig ingezet kan worden.”
Waterinnovatieprijs
De Smart Energy Hub was genomineerd voor de Waterinnovatieprijs 2021 in de categorie ‘Klimaatneutraliteit’. Bekijk de video:
Op de foto v.l.n.r. onder meer: Marion Wichard, dagelijks bestuurslid waterschap Drents Overijsselse Delta (tweede van links), Rob Jetten, minister voor Klimaat en Energie (derde van links), en Dirk-Siert Schoonman, dijkgraaf waterschap Drents Overijsselse Delta (derde van rechts).
Op 7 december heeft de Tweede Kamer gestemd over de begroting van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Een aantal onderwerpen zijn van belang voor de waterschappen.
Zo moet Carola Schouten, demissionair minister van LNV, in Europees verband pleiten voor een inventarisatie van de grootste knelpunten van palingmigratie. Dat volgt uit een aangenomen motie van de ChristenUnie die om actie op de paling vroeg. Ook moet de minister aan de slag met een inventarisatie van de grootste knelpunten voor de palingmigratie in Nederlandse wateren. De minister moet met de waterbeheerders een voorstel doen om deze wateren beter doorlaatbaar te maken voor paling.
De waterschappen kijken bij het onderhoud en vervanging van gemalen/stuwen al goed naar het ‘vispasseerbaar’ maken van obstakels. Zo is in het beheersgebied van waterschap Zuiderzeeland al 90 procent van het water toegankelijk voor de paling.
Bodemverbeteraars
Aan het 7e Nitraatactieprogramma (NAP) wordt een fosfaatvrijstelling van 50 procent voor organische stofrijke producten toegevoegd. Dat vroegen CDA, BBB en ChristenUnie in een motie die ook werd aangenomen. Voor het behoud van de bodemvruchtbaarheid, de vergroting van het waterbergend vermogen en voor het verhogen van de weerbaarheid van de bodem en het gewas zijn bodemverbeteraars van cruciaal belang.
Geen extra natuur
Een motie van de Partij voor de Dieren voor extra natuur in Nederland haalde het niet. De partij diende de motie in omdat onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving zegt dat er minstens 150.000 hectare natuur bij moet in Nederland om de natuurdoelen te halen.
Natuurherstel
BBB vroeg in een motie om het instellen van een wetenschappelijke autoriteit die de monitoring en maatregelen gericht op natuurherstel controleert. De partij stelt dat er nauwelijks wetenschappelijke onderbouwing is over herstelmaatregelen voor natuur. De motie werd verworpen.
Transitiefonds
Het plan van PvdA en GroenLinks voor een transitiefonds landbouw, natuur, water en klimaat haalde het niet.
Het gebruiksverbod van gewasbeschermingsmiddelen voor professionals buiten de land- en tuinbouw is met onmiddellijke ingang weer van kracht. Op 8 juli heeft de Hoge Raad een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag vernietigd.
Het dossier bij de rechtbank is daarmee nog niet gesloten. Waarschijnlijk komt er uiterlijk eind 2023 een nieuwe beslissing over de rechtmatigheid van het verbod. Tot die tijd mogen professionals buiten de landbouw gewasbeschermingsmiddelen niet gebruiken in het openbaar groen en op verhardingen.
Uitzonderingen
In zeer specifieke gevallen, als het echt niet anders kan, is het gebruik nog toegestaan. Denk aan gebruik op sportvelden, recreatieterreinen of bij onveilige situaties zoals die bijvoorbeeld kunnen ontstaan op vliegvelden of bij hoogspanningsmasten. Daarvoor gelden strikte voorwaarden.
Definitief verbod
Er ligt ook nog een wetsvoorstel in de Tweede Kamer dat het verbod definitief maakt . De stemming hierover is uitgesteld. Na het zomerreces stemt de Kamer hierover na ontvangst van een toelichtende brief van het kabinet.
Amendementen
Deze brief gaat in op 2 aangenomen amendementen. Het ene amendement wil het verbod op het gebruik van bepaalde bestrijdingsmiddelen in uiterwaarden en buitendijkse gebieden in de wet opnemen. Dat is met name bedoeld om watervervuiling te voorkomen. Het andere amendement regelt dat het gebruik van de gevaarlijkste bestrijdingsmiddelen in 2025 met 50 procent is afgenomen ten opzichte van het gebruik in 2021, en met 95 procent in 2030.
Negatieve effecten waterkwaliteit
De waterschappen zijn blij dat het verbod weer van kracht is. Professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verharde en onverharde terreinen buiten de land- en tuinbouw heeft negatieve effecten op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater en op de in het water levende planten en dieren. De waterschappen steunen daarom ook het wetsvoorstel waardoor het verbod definitief in de wetgeving verankerd wordt.
Nu het nieuwe kabinet is beëdigd, wil de Unie van Waterschappen graag kennismaken met nieuwe ministers en staatssecretarissen die een deel van het brede werkterrein van de waterschappen in hun portefeuille hebben. Maar liefst 10 bewindspersonen hebben raakvlakken met het werk van de waterschappen.
Christianne van der Wal (minister voor Natuur en Stikstof)
Rogier van der Sande en Dirk-Siert Schoonman maakten op 17 januari kennis met minister Van der Wal (Natuur en Stikstof). Zij bespraken de rol van de waterschappen in de integrale aanpak van het stikstofdossier. De waterschappen juichen toe dat het nieuwe kabinet de stikstofopgave wil koppelen aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Zo vinden ze dat elke euro voor stikstofreductie er ook één van waterkwaliteit moet zijn.
Fahid Minhas (nieuwe waterwoordvoerder VVD)
Enkele Kamerleden werden minister of staatssecretaris en dat betekent dat er nieuwe Kamerleden in de Kamer komen. Soms wisselen de portefeuilles binnen de Kamerfractie dan ook. Bij de VVD was zo’n wissel: Fahid Minhas (foto) nam de waterportefeuille over van Rudmer Heerema. Rogier van der Sande maakte op 18 januari kennis met Minhas. De nieuwe waterwoordvoerder toonde zich geïnteresseerd in water in relatie tot ruimtelijke ordening. Er wordt binnenkort een werkbezoek voor hem georganiseerd.
Dankzij de gezamenlijke inspanning van Rijkswaterstaat en het Informatiehuis Water heeft Nederland op 28 juni 2022 de EU-rapportage over de Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 succesvol afgerond. Nederland is het eerste land dat de elektronische rapportage bij de Europese Commissie heeft ingediend.
De afgelopen jaren hebben beleidsmedewerkers, waterbeheerders en het Informatiehuis Water alle voor de Stroomgebiedbeheerplannen relevante, informatie geïnventariseerd en in het Waterkwaliteitsportaal vastgelegd. De rapportage aan de Europese Commissie is de laatste stap in dit proces. Hiervoor moet de verzamelde informatie omgezet worden in het vereiste EU-formaat. In Nederland dragen Rijkswaterstaat en het Informatiehuis Water zorg hiervoor.
Gegevens Kaderrichtlijn Water
De formele deadline voor de rapportage aan de Europese Commissie was 22 maart 2022. Door onder andere problemen in de EU-programmatuur voor de elektronische rapportage is het nog geen enkele lidstaat gelukt om zijn Kaderrichtlijn Water gegevens te rapporteren. Tot 28 juni, nu Nederland haar KRW-gegevens succesvol heeft gerapporteerd.
Gezamenlijke prestatie
Het Informatiehuis Water bedankt iedereen die zich heeft ingespannen voor de rapportage over Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027, in het bijzonder de waterbeheerders voor het jaarlijks actualiseren van hun gegevens voor de Kaderrichtlijn Water.
2021 is alweer bijna voorbij. Daarom blikken we terug op het afgelopen jaar. Welke onderwerpen waren in 2021 belangrijk voor de waterschappen?
Watercrisis Limburg
Op 13 juli maakten de waterschappen zich al wel een beetje zorgen. Er zou voor het eerst deze eeuw hoogwater in de zomer zijn. Code geel werd genoemd. Maar dat het een watercrisis zou worden, dat konden we die dag nog niet vermoeden. Enkele dagen later was het alle hens aan dek, vooral in Zuid-Limburg. Waterschappen uit heel Nederland ondersteunden waterschap Limburg met materieel en menskracht. Het kabinet verklaarde de overstromingen ‘in formele zin’ tot ramp. Toen de ergste crisis achter de rug was, blikte dijkgraaf Patrick van der Broeck in tijdschrift Het Waterschap terug op alle gebeurtenissen.
Water sturend voor de ruimte
In maart waren er Tweede Kamerverkiezingen. De waterschappen pleitten in aanloop naar die verkiezingen voor water als sturend principe bij de inrichting van de leefomgeving. Bijvoorbeeld in het verkiezingsdebat dat de Unie van Waterschappen samen met IPO en VNG organiseerde. Ook tijdens ‘de langste formatie ooit’ bleven de waterschappen aandacht vragen voor dit onderwerp. En met succes. In het coalitieakkoord laat het nieuwe kabinet zien rekening te houden met klimaatverandering door water en bodem sturend te laten zijn in de ruimtelijke inrichting van Nederland.
Opnieuw een coronajaar
Dat het opnieuw een coronajaar zou worden, hadden we een jaar geleden niet kunnen vermoeden. De waterschappen leverden in 2020 al een bijdrage aan de crisis door rioolwateronderzoek naar het coronavirus te doen. Dit jaar werd de bestuursovereenkomst voor langjarig rioolwateronderzoek gesloten. Een reden voor demissionair minister Hugo de Jonge om de rioolwaterzuivering in Leiden te bezoeken. Corona betekende ook dat de Unie weer veel bijeenkomsten en evenementen digitaal moest organiseren. Zoals het Waterinnovatiefestival. Tijdens dit festival werden de waterinnovatieprijzen uitgereikt. Het rioolwateronderzoek, ook wel als voorbeeld van Big Brown Data genoemd, won 1 van de prijzen.
Op weg naar gezonder en schoner water
Waterschappen werken aan gezond en schoon water. Zo is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het verbeteren van de waterkwaliteit. Dit heeft nog niet overal effect. Op veel plaatsen staat de waterkwaliteit onder druk. Ook de aanwezigheid en verspreiding van PFAS in het milieu is zorgwekkend. Daarom pleit de Unie voor een Europees totaalverbod op PFAS. Het is hoopvol dat dit standpunt ook weerklinkt in Den Haag. De waterschappen vroegen de Tweede Kamer ook met klem: laat het waterkwaliteitsdossier geen tweede stikstofdossier worden. Het is een zorg dat de doelen uit de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in landbouwgebieden niet worden gehaald. Positief is dat het nieuwe coalitieakkoord voorstelt dat de stikstofaanpak zich niet alleen richt op het verminderen van stikstofuitstoot, maar ook oog heeft voor waterkwaliteit, klimaat en natuur.
Klaar voor de toekomst
De waterschappen zijn toekomstgericht bezig met onder meer energie en klimaat. Dat blijkt wel uit het feit dat ze al voor 43 procent zelfvoorzienend zijn door eigen duurzame energieproductie. Dat staat in de Klimaatmonitor Waterschappen. Ook digitalisering is een belangrijk thema: digitalisering biedt veel slimme oplossingen voor waterbeheer. De waterschappen vinden daarom dat we als 1 overheid met dit onderwerp aan de slag moeten. De toekomst kwam ook aan bod tijdens het online Waterinnovatiefestival dat als thema ‘Het Waterschap van de toekomst’ had. Futurist Tessa Cramer praatte iedereen bij over dit onderwerp.
Wat brengt 2022?
In ieder geval een nieuw kabinet dat het coalitieakkoord verder gaat uitwerken. En de Omgevingswet komt eraan: de geplande ingangsdatum is 1 juli 2022. Ook gaan de gesprekken over de geborgde zetels volgend jaar verder. Tot slot is 2022 ook de opmaat naar de waterschapsverkiezingen in 2023. De waterschappen bereiden zich daar komend jaar al op voor. Kortom: het wordt weer een mooi jaar!