Wetgevingsoverleg Water 22 november 2021

31 januari 2022

Op 22 november staat het wetgevingsoverleg Water gepland. De waterschappen geven u graag een aantal aandachtspunten mee over klimaatadaptatie, waterkwaliteit, waterveiligheid en overige onderwerpen.

Klimaatadaptie

De Deltacommissaris bepleit dat voor een bestendige uitvoering van de wettelijke taken van het Deltaprogramma in de komende kabinetsperiode jaarlijks €200 miljoen extra nodig is.
Dat is €800 miljoen van 2022 t/m 2025. Daarna is structureel €100 miljoen per jaar nodig vanaf 2026.

De waterschappen vinden het in het licht van de steeds duidelijker wordende klimaatopgaven onverantwoord om de uitvoering van de maatregelen uit het Deltaprogramma te vertragen. Er ligt een grote opgave om onze woonomgeving en infrastructuur klimaatadaptief te maken, zodat de gevolgen van extreem weer zoals de regenval in Limburg, beter kunnen worden opgevangen en we schade en overlast kunnen beperken. De waterschappen onderstrepen het belang van extra rijksmiddelen voor klimaatadaptatie.

Het kabinet lijkt vooral oog te hebben voor klimaatmitigatie, getuige de 7 miljard van Prinsjesdag voor terugdringing van de CO2-uitstoot en de stikstofaanpak. De Unie van Waterschappen benadrukt dat het niet voldoende is om alleen in te zetten op het beperken van de klimaatverandering, we merken de gevolgen van klimaatverandering immers al dagelijks.

De verwachting is dat klimaatverandering en toenemende weersextremen de komende jaren ingrijpende
maatregelen vergen in:
-waterbeheer (herstel waterbalans en robuuste watersystemen)
-ruimtelijke inrichting (water leidend voor ruimtegebruik en ontwikkelingen)
-watergebruik (waterbesparing en hergebruik)
-waterbewustzijn (omgaan met risico’s en schade)


De exacte schade is moeilijk te berekenen, maar volgens de klimaatschadeschatter kan de schade door
wateroverlast, hitte en droogte in bebouwd gebied in Nederland in 2050 oplopen tot 174 miljard euro.
– Vindt de minister ook dat er extra middelen nodig zijn voor het Deltafonds?
– Kan de minister garanderen dat er geen geld overgeboekt wordt ten koste van het Deltafonds? M.a.w. dat bijvoorbeeld tekorten door wegonderhoud leiden tot een tekort bij het Deltafonds?

Limburg
De overstromingen in Limburg afgelopen zomer maakt een nieuwe blik op wateroverlast en waterveiligheid noodzakelijk. Dat zal gebeuren in de Beleidstafel wateroverlast die onlangs is ingesteld. Er wordt o.a. gekeken naar de samenloop van het regionale systeem en het hoofdwatersysteem en hoe we de samenwerking met onze buurlanden kunnen intensiveren. Het is van vitaal belang dat we als overheden gezamenlijk verder werken om Nederland beter bestendig te maken tegen extreme weerssituaties.

KNMI Klimaatsignaal’21
Het Klimaatsignaal’21 van het KNMI laat de waterschappen zien dat weersextremen het nieuwe normaal
zijn en dat situaties zoals deze zomer in Limburg geen incidenten zijn. Willen we grote schade en overlast
beperken, dan is nu een versnelling en meer structurele financiering nodig in het klimaatbestendig maken
van Nederland. De Unie van Waterschappen roept het nieuwe kabinet dan ook op met plannen te komen
voor het aanpassen aan weersextremen.
Hoe beoordeelt de huidige minister het Klimaatsignaal’21 en welke acties verbindt zij hier aan?


Waterkwaliteit

Landbouw en waterkwaliteit
In landbouwgebieden is de kwaliteit van het oppervlaktewater nog onvoldoende om in 2027 de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te halen. Ook voldoet Nederland niet aan de voorschriften van de Europese Nitraatrichtlijn om het direct en indirect lozen van stikstofverbindingen uit de landbouw in het aquatisch milieu (het water met de daarin levende planten- en diersoorten) te verminderen om verdere verontreiniging te voorkomen.
De waterschappen zijn daar bezorgd over. De resultaten van Milieueffectrapportage en de Ex Ante Analyse Waterkwaliteit laten zien dat met het in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn voorgestelde maatregelenpakket de doelen uit Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn voor de kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden gehaald.

Om in 2027 de doelen van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn te halen en te voorkomen dat het
waterkwaliteitsdossier een ‘tweede stikstofdossier’ wordt, is een aanvullend maatregelenpakket met verplichtende en vrijwillige maatregelen nodig. Het is daarbij van groot belang dat de rijksoverheid haar verantwoordelijkheid in blijft vullen voor het mestbeleid en de mest- en waterwetgeving. Daarnaast is het nodig om het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) verder te versterken en de resultaten te gaan monitoren. De door agrarische ondernemers genomen maatregelen vormen een belangrijke indicator om de DAW-inzet door de landbouwsector in beeld te brengen.
Wat doet de minister om in landbouwgebieden de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen?
– Wat doet de minister concreet om het direct en indirect lozen van stikstofverbindingen uit de landbouw in het aquatisch milieu te verminderen?

Medicijnresten en waterkwaliteit
De watersector zet voor medicijnresten zoveel mogelijk in op bronaanpak: van stoffen en stofgroepen die
een (potentieel) probleem vormen voor de waterkwaliteit wordt bekeken of de productie en/of verwerking ervan gestopt of verminderd kan worden. Dit houdt niet alleen de kosten van afvalwaterzuivering beheersbaar, maar zorgt ook dat grondstoffen uit afvalwater teruggewonnen kunnen worden.

Zo zijn röntgencontrastmiddelen slecht afbreekbaar, erg mobiel (de rioolwaterzuivering heeft er weinig
grip op) en erg schadelijk voor het milieu. Een oplossing is het gebruik van plaszakken voor patiënten in de 24 uur nadat zij een röntgenscan hebben ondergaan. Helaas is er discussie over de kosten van de plaszakken: de ministeries van VWS en IenW willen de kosten niet betalen en de ziekenhuizen ook niet.
Hoe lost de minister van IenW als systeemverantwoordelijke dit probleem op?

PFAS en waterkwaliteit
Voor indirecte lozingen op de rioolwaterzuiveringen zijn gemeenten het bevoegd gezag. Deze taak hebben ze gemandateerd aan de Omgevingsdiensten. Al sinds de herziening van de Waterwet in 2009 zien de waterschappen dat deze taak onvoldoende door de Omgevingsdiensten wordt ingevuld. Dit komt o.a. door te weinig middelen die door gemeenten beschikbaar worden gesteld.
Recent onderzoek naar PFAS op de rioolwaterzuiveringen laat zien dat er via indirecte lozingen PFAS op de zuiveringen komt. Het is niet duidelijk uit welke bronnen allemaal. Wel is helder dat er grote verschillen zijn en dat het overgrote deel niet bij normale huishoudens vandaan komt.

Om inzicht te krijgen in de grotere bronnen van PFAS en te voorkomen dat PFAS via lozingen op de zuiveringen terecht komt, is inzet nodig van de Omgevingsdiensten. Zij moeten dus voldoende middelen krijgen om hun taak goed uit te kunnen voeren. De waterschappen maken zich ernstige zorgen dat er geen zicht is op financiële middelen voor het uitvoeren van reguliere watergerelateerde taken van de Omgevingsdiensten.

Deelt de minister de zorgen van de waterschappen over onvoldoende middelen voor de reguliere
watertaken van de Omgevingsdiensten? En zo ja, wat wil zij daar aan doen?


Natte doekjes in het riool
Veel mensen gooien natte doekjes in het toilet waar deze heel veel verstoppingen veroorzaken aan pompen en roosters van rioolwaterzuiveringen.

Op 1 juli 2021 is het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik in werking getreden. Dit is de implementatie van de Single Use Plastics Richtlijn (SUP-richtlijn).

Hierin wordt de procedure voor de vaststelling van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
voor een aantal wegwerpplastics in 2022 voltooid zodat deze in januari 2023 in werking kan treden. De
Unie van Waterschappen zou graag zien dat ook de natte doekjes in de riolering onder de werkingssfeer
van dit besluit vallen. Dan kunnen de kosten voor het opruimen en ontstoppen van pompen op de producenten verhaald worden. Natte doekjes worden veelal gemaakt van plastic vezels.
– Is de staatssecretaris bereid om natte doekjes in de riolering op te nemen als zijnde zwerfafval in
de Single Use Plastics-richtlijn?

Waterveiligheid

Waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit
De IenW begroting geeft aan dat er stappen zijn gezet om de waterveiligheidsopgave beter te verbinden
met de ruimtelijke kwaliteitsopgaven. Zo is er binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)
een aanpak opgesteld om waterschappen te ondersteunen bij het oppakken van deze onderwerpen bij
hun dijkversterkingen.


Voor het toekennen van subsidie wordt onderscheid gemaakt tussen ruimtelijke inpassing (wel subsidiabel) en meekoppelen van andere functies (niet subsidiabel).
– Is de minister bereid om voor ruimtelijke opgaven die niet-subsidiabel zijn financiële middelen beschikbaar te stellen of collegaministers om middelen te vragen? Bijvoorbeeld uit natuurontwikkeling (LNV) of klimaatopgaven (EZK)?

Overige onderwerpen

Aanpassing belastingstelsel waterschappen
Met een eigen belastingstelsel dekken de waterschappen nagenoeg alle kosten van hun taken: veilige dijken, niet te veel en niet te weinig water, schoon oppervlaktewater en het zuiveren van rioolwater. Medio december 2020 hebben de waterschappen voorstellen voor de aanpassing van hun belastingstelsel aan de minister van IenW aangeboden. Met deze voorstellen worden de urgente knelpunten in het stelsel opgelost en tegelijk een aantal andere verbeteringen doorgevoerd. De voorstellen zorgen er onder andere voor dat er voor alle belastingbetalers weer een gelijkmatige tariefontwikkeling ontstaat. Voor de voorstellen is breed draagvlak binnen en buiten de waterschappen.

Op één onderdeel van de voorstellen heeft één stakeholder, VNO-NCW, kritiek. Hierdoor loopt de gehele
set aan voorstellen vertraging op. De kritiek van VNO-NCW heeft betrekking op een voorstel voor de watersysteemheffing gebouwd. Deze belasting kent op dit moment één tarief voor eigenaren van woningen en eigenaren van niet-woningen. Het tarief is een percentage van de WOZ-waarde. Zoals onder andere Vereniging Eigen Huis aangeeft, zijn de WOZ-waarden van woningen de afgelopen jaren veel harder gestegen dan de WOZ-waarden van niet-woningen. Gevolg hiervan is dat de huishoudens een steeds groter deel van de rekening zijn gaan opbrengen. De waterschappen hebben daarom voorgesteld dat hun besturen de mogelijkheid krijgen om desgewenst voor woningen een ander tarief te hanteren dan voor nietwoningen, zodat het mogelijk wordt dat huishoudens en bedrijven zo snel mogelijk evenredig gaan en vervolgens blijven betalen aan het voorzieningenniveau van het waterschap.

De voorbereiding van een wetsvoorstel waarin alle voorstellen van de waterschappen zijn opgenomen
stagneert helaas omdat VNO-NCW zich heeft uitgesproken tegen het voorstel voor de aparte tarieven voor woningen en niet-woningen. VNO-NCW kan zich wel in de overige voorstellen van de waterschappen vinden.

Na verschillende overleggen hebben de waterschappen en VNO-NCW geconstateerd dat zij het over dit
ene punt niet eens kunnen worden. Beiden zijn wel van mening dat snelle voortgang van de belastingwijziging noodzakelijk is. Het is nu aan de minister om keuzes te maken ten aanzien van het vervolgtraject.

Begroting 2022 ministerie van LNV

In week 48 bespreekt u de begroting 2022 van het ministerie van LNV. De waterschappen geven u graag
een aantal aandachtspunten mee over de aanpak van de kwaliteit van het oppervlaktewater (7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn) en de stikstofaanpak.

Waterkwaliteit tweede stikstofdossier?

De waterschappen zijn bezorgd. De resultaten van de Milieueffectrapportage en de Ex Ante Analyse Waterkwaliteit laten zien dat met het in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e NAP) voorgestelde maatregelenpakket de doelen uit Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in landbouwgebieden niet worden gehaald. Ook heeft de Europese Commissie Nederland in oktober 2021 gewaarschuwd en dringend aangemaand om extra maatregelen te nemen om de doelen van de Nitraatrichtlijn te halen. De waterschappen willen voorkomen dat het waterkwaliteitsdossier een tweede stikstofdossier wordt.

Meer maatregelen nodig

Om in 2027 in alle landbouwgebieden op zand, klei en veen de doelen van de Kaderrichtlijn Water en de
Nitraatrichtlijn te halen en te voorkomen dat het waterkwaliteitsdossier een tweede stikstofdossier wordt,
is een aanvullend maatregelenpakket met verplichtende en vrijwillige maatregelen nodig. Het is daarbij
belangrijk dat de rijksoverheid haar verantwoordelijkheid in blijft vullen voor het mestbeleid en de mesten waterwetgeving. Daarnaast is het nodig om het vrijwillige en stimulerende spoor via het Deltaplan
Agrarisch Waterbeheer (DAW) verder te versterken en de resultaten te monitoren. Om de kwaliteit van
het oppervlaktewater te verbeteren is het nodig dat alle agrarische ondernemers aan de slag
gaan met maatregelen.

Ook maatregelen nodig voor klei- en veengebieden

De problematiek in de zand- en lössgebieden krijgt veel aandacht in ontwerp 7e NAP waarbij de focus
vooral op stikstof ligt. Maar ook in klei- en veengebieden voldoet de kwaliteit van het oppervlaktewater
niet aan de normen en zijn meer maatregelen nodig. Ook zijn er maatregelen nodig om de fosforbelasting naar het oppervlaktewater terug te dringen.

Compenserende maatregelen nodig voor kleigebieden

Om de KRW-doelen in kleigebieden te halen, zijn er maatregelen nodig om de uit- en afspoeling van percelen tegen te gaan. De minister van LNV heeft aangegeven de kleigronden in het 7e NAP uit te zonderen van de voorgenomen verplichting om meer rustgewassen te gaan telen. De waterschappen zijn hier teleurgesteld over en vinden dat compenserende maatregelen nodig zijn.

Relatie stikstof- en waterkwaliteitsaanpak

Bij de stikstofproblematiek gaat het om de emissie van stikstof naar de lucht. Deze emissies vinden vooral
plaats bij stallen van veehouderijbedrijven. Bij het waterkwaliteitsprobleem gaat het om de emissies van
onder andere stikstof naar het oppervlaktewater. Deze emissies vinden hoofdzakelijk plaats door uitspoeling en afspoeling van meststoffen uit landbouwpercelen.

Integrale aanpak nodig

De waterschappen vinden dat zowel de stikstof- als de waterkwaliteitsproblemen moeten worden opgelost. Ook voor de aanpak van de waterkwaliteitsproblemen is geld nodig. De waterschappen zijn het met de minister van LNV eens dat, zoals in de Kamerbrief over het 7e NAP is aangegeven, financiële middelen voor de stikstofaanpak ook ingezet dienen te worden voor realisatie van de waterkwaliteitsopgave.

Wijziging van de waterschapswet en de kieswet i.v.m. het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen

Op 23 november 2021 kan de Commissie IenW inbreng leveren op bovengenoemd wetsvoorstel. De Unie van Waterschappen schetst in deze inbreng de achtergrond, de parallelle ontwikkelingen en de verschillende gezichtspunten over de geborgde zetels bij de waterschapsbesturen. De Unie vraagt de commissie IenW om de verschillende gezichtspunten bij de behandeling van dit wetsvoorstel te betrekken.

Wijziging van de waterschapswet en de kieswet i.v.m. het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen (35 608)

Op 23 november kan de Commissie IenW inbreng leveren op bovengenoemd wetsvoorstel. De Unie van
Waterschappen schetst u hieronder de achtergrond, de parallelle ontwikkelingen en de verschillende gezichtspunten over de geborgde zetels binnen de waterschapsbesturen.

Achtergrond

De waterschapsbesturen kennen geborgde zetels: zetels die gereserveerd zijn voor specifieke belangencategorieën. De grootte van het algemeen bestuur van een waterschap varieert van 18 tot 30 zetels, waarvan 7, 8 of 9 zetels geborgd zijn. Deze zetels worden ingenomen door benoemde vertegenwoordigers vanuit de agrarische sector, het bedrijfsleven en bos- en natuurterrein beherende organisaties. Het idee hierachter is dat de sectoren die financieel bijdragen en een groot belang hebben bij waterbeheer verzekerd zijn van zeggenschap binnen waterschapsbesturen (het ‘belang-betaling-zeggenschap’ beginsel).

Parallelle ontwikkelingen

Tegelijkertijd met de ontwikkeling van het initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks en D66, werden in 2020 en 2021 adviezen over de geborgde zetels uitgebracht door de commissie Boelhouwer (rapport Geborgd gewogen) en het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (rapport Open blik, helder beeld ). Naar aanleiding van het rapport van de commissie Boelhouwer heeft de minister van IenW aan het OFL gevraagd een proces te organiseren om het rapport Geborgd gewogen te bespreken met relevante stakeholders. Het doel was om breed te kunnen reflecteren op het advies. Via een uitgebreid consultatieproces heeft het OFL zo breed mogelijk meningen, standpunten en sentimenten opgehaald bij belanghebbenden. De opbrengst staat in het rapport Open blik, helder beeld, dat de minister in januari 2021 heeft aangeboden aan de Tweede Kamer.

Weergave argumenten

In de zomer van 2020 organiseerde de Unie van Waterschappen vijf klankbordbijeenkomsten. Hier
hebben ongeveer 300 waterschapsbestuurders het gesprek met elkaar gevoerd over het rapport van de
commissie Boelhouwer. De reactie van de waterschappen vindt u op: https://www.uvw.nl/reactie-waterschappen-op-rapport-geborgde-zetels. Hieronder geven we u een overzicht van de argumenten uit die vijf bijeenkomsten.

Functioneel bestuur
Voor een deel van de waterschapsbestuurders is het stelsel van geborgde zetels onlosmakelijk verbonden
met het functionele bestuur door waterschappen. Juist omdat waterschappen een functioneel bestuur
zijn, rechtvaardigt dat volgens hen een andere bestuurssamenstelling. Het systeem van geborgde zetels is
democratisch volgens die bestuurders. Bij functioneel bestuur hoort volgens hen namelijk een evenwicht
te bestaan tussen de te representeren belangen, ongeacht de manier waarop de representanten worden
aangewezen (zie ook het rapport van de Commissie van advies inzake de Waterstaatswetgeving, 2009).
Ten aanzien van die aanwijzing benadrukken deze bestuurders dat bij de geborgde categorieën een
openbaar proces plaatsvindt, waar iedereen zijn belangstelling voor een plaats op de lijst kenbaar kan
maken. Ook maakt een assessment vaak onderdeel uit van de procedure, waardoor, net als bij een
politieke partij, selectie op kennis en vaardigheden plaatsvindt.


Een ander deel van de waterschapsbestuurders kijkt daar anders tegen aan. Zij zien het systeem van geborgde zetels juist niet als democratisch, omdat een deel van het waterschapsbestuur immers niet direct door de burger wordt gekozen. Een dergelijk stelsel past in hun ogen ook niet meer bij deze tijd. De veranderde context waarbinnen het waterschap opereert, vraagt volgens deze bestuurders om meer generieke afwegingen waarbij ‘deelbelangen’ van geborgde categorieën aan betekenis afnemen. Deze bestuurders zijn dan ook van mening dat de geborgde belangen een onevenredig groot aantal zetels in het waterschapsbestuur innemen. Bovendien is het hybride stelsel van deels gekozen en deels benoemde zetels in hun ogen lastig uitlegbaar. Daarbij wordt gewezen naar de waterschapsverkiezingen, waar met regelmaat vragen gesteld worden over het stelsel van geborgde zetels.

Geborgde belangen
Voor een deel van de waterschapsbestuurders vormt het afschaffen van het stelsel van geborgde zetels
een wenkend perspectief. Het waterschapsbestuur wordt dan geheel rechtstreeks gekozen en gaat qua
bestuurssamenstelling meer op de gemeente en de provincie lijken. Door deze waterschapsbestuurders
wordt hierbij nadrukkelijk aangegeven dat de belangen waarvoor de geborgde categorieën opkomen, al
vertegenwoordigd worden door politieke partijen. In de besluitvorming over maatschappelijke vraagstukken zullen deze belangen dan ook ingebracht blijven worden. Maar dan zonder de ‘dubbele’ vertegenwoordiging, waarvan volgens deze bestuurders vaak sprake is. Daar komt bij dat de waterschappen in de afgelopen decennia een enorme opschaling hebben meegemaakt. Die heeft er voor gezorgd dat alle waterschappen over een professioneel ambtelijk apparaat beschikken, dat de benodigde gebiedskennis in de beleidsvoorbereiding kan meenemen.


Waterschapsbestuurders die dit vanuit een ander gezichtspunt bekijken, denken dat het afschaffen van
het systeem van geborgde zetels leidt tot meer ‘politiek’ in het waterschapsbestuur. Zij waarderen dat niet als positief. Functioneel bestuur is volgens hen meer gericht op de lange(re) termijn en daar is het waterbeheer bij gebaat. Bovendien brengen de bestuurders vanuit de geborgde categorieën volgens hen doorgaans veel kennis en ervaring mee. In het licht van de in het rapport geduide maatschappelijke vraagstukken als klimaatverandering, circulaire economie, bodemdaling etc. is die expertise juist van groot belang. Daarnaast wijzen deze bestuurders er op dat het vertegenwoordigers van geborgde categorieën in sommige gebieden niet lukt om via politieke partijen in het waterschapsbestuur te komen (het uitgevoerde verwantschapsonderzoek wordt door die bestuurders wat dat betreft als onvoldoende representatief gezien). Het systeem van geborgde zetels zorgt er volgens hen dan voor dat die belangen wel gehoord worden.

Belang-betaling-zeggenschap
Het principe van belang-betaling-zeggenschap kwam eveneens met regelmaat terug in de gesprekken tijdens de klankbordbijeenkomsten. Een deel van de waterschapsbestuurders ondersteunt de conclusie van de adviescommissie dat deze ‘trits’ steeds minder betekenis heeft. En met name de relatie tussen belang en betaling. In de praktijk levert dat volgens deze bestuurders in gesprekken rond de verdeling van de lasten onevenwichtigheden op (de rekening komt in hun ogen teveel bij de categorie Ingezetenen te liggen). Een ander deel van de waterschapsbestuurders ziet die verminderde betekenis van belang–
betaling–zeggenschap echter niet. Die bestuurders geven aan dat geborgde categorieën aantoonbaar
direct belang hebben bij goed waterbeheer en daar dan ook een afzonderlijke bijdrage voor betalen. Dat
belang wordt versterkt doordat bijvoorbeeld agrariërs met hun percelen zorgen voor bergend vermogen
en ook watergangen onderhouden. Voor dat element is volgens deze bestuurders te weinig oog in het
rapport. Daarnaast blijft in de besluitvorming over genoemde maatschappelijke vraagstukken behoefte
aan specifieke belangeninbreng. En daarvoor zijn volgens hen de bestuurders van geborgde categorieën
het beste geëquipeerd, omdat zij vanuit de praktijk weten wat er leeft bij agrariërs, bedrijven en
natuurterreinbeheerders.

De Unie van Waterschappen vraagt u genoemde rapporten met de verschillende gezichtspunten bij de
behandeling van dit wetsvoorstel te betrekken.

Hoofdlijnendebat BZK

Op 26 januari staat in de Tweede Kamer een Hoofdlijnendebat BZK gepland. De waterschappen brengen graag een aantal punten onder uw aandacht.

Rechtspositie politieke ambtsdragers

Met de minister van BZK is afgesproken dat het vraagstuk van de hoogte van de vergoeding voor Statenleden en algemeen bestuursleden van de waterschappen als eerste onderwerp wordt voorgelegd aan het nog in te stellen onafhankelijke Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers.

De vorige minister gaf aan dat het de bedoeling is om voor medio 2022 de gevraagde duidelijkheid te bieden.

Met het oog op de werving van nieuwe kandidaten voor de komende Provinciale Staten- en waterschapsverkiezingen in maart 2023 hopen provincies en waterschappen dat deze planning gehaald wordt.

Kan de minister aangeven of de planning gehaald wordt?

Lokale democratie

De Unie van Waterschappen maakt zich samen met de VNG hard voor versterking van de lokale democratie door onder andere te pleiten voor subsidie voor politieke partijen die meedoen aan lokale verkiezingen. De passage in het coalitieakkoord hierover is vaag. In het akkoord staat verder niets over versterking van de lokale democratie.

Kan de minister haar ambities m.b.t. de lokale democratie toelichten?

Er staan veel opgaven in het coalitieakkoord waar de decentrale overheden voor nodig zijn. Hoe ziet de minister haar rol in het betrekken van decentrale overheden bij de grote opgaven van dit kabinet?

Met het oog op de grote maatschappelijke opgaven waar waterschappen mee te maken hebben, wordt door veel waterschappen de omvang van het aantal uren van de leden van het Dagelijks Bestuur als te beperkt ervaren.

Hoe kijkt de minister daar tegenaan in relatie tot omvang van de besturen van provincies (Gedeputeerde Staten) en gemeenten (College van B&W)?

Digitale transformatie

De waterschappen zijn blij met de vermelding van digitalisering in het coalitieakkoord.

Digitalisering is een elementair onderdeel van de bedrijfsvoering van de waterschappen, het gaat om informatiemanagement. De hele overheid maakt deze digitaliseringslag door, waarbij de waterschappen beheerder zijn van kritieke, vitale infrastructuur (denk aan de rioolwaterzuiveringsinstallaties, dijken en gemalen).

Zonder digitalisering en de digitale transformatie zijn de grote opgaven rondom klimaat, energietransitie etc. volgens de waterschappen niet te realiseren. In het coalitieakkoord wordt digitalisering als één van de drie grote transities genoemd. We missen hierbij nog wel de aandacht voor de digitale transformatie, die verder gaat dan alleen digitalisering. Digitalisering is het verder automatiseren van bestaande processen (evolutie), terwijl digitale transformatie gericht is op het veranderen van die processen (revolutie). Digitale transformatie is een essentieel hulpmiddel om de twee andere transities te realiseren.

Tegelijkertijd zien de waterschappen een toenemende afhankelijkheid van een goed functionerende ICT-infrastructuur en -dienstverlening waardoor ze kwetsbaar zijn voor aanvallen van buitenaf (cybercrime). Informatieveiligheid en privacy staan zodoende hoog in het vaandel bij de waterschappen, onderwerpen die ook in het coalitieakkoord expliciet worden genoemd. De financiële onderbouwing om de genoemde activiteiten uit te voeren, ontbreekt echter.

Welk budget heeft de staatssecretaris tot haar beschikking voor de in het coalitieakkoord genoemde activiteiten?

Is de staatssecretaris het eens met de waterschappen dat de grote opgaven rondom klimaat en energietransitie zonder digitalisering niet te realiseren zijn?

Is de staatssecretaris van plan om vanuit digitalisering aansluiting te zoeken bij de overleggen over de grote maatschappelijke opgaven?

Hoofdlijnendebat Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening

27 januari 2022

Op 27 januari staat in de Tweede Kamer een Hoofdlijnendebat Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening gepland. De waterschappen brengen graag een aantal punten onder uw aandacht.

Woningbouwopgave

De woningbouwopgave tot 2030 bedraagt € 320 miljard en een ruimteclaim van 260.000 ha. In de planning is nauwelijks rekening gehouden met het bodem-watersysteem en de impact van een veranderend klimaat. Ongeveer 820.000 geplande woningen liggen in overstroombaar, slap, zettingsgevoelig en nat gebied. Vanwege de lange levensduur van woningen is het zaak om toekomstbestendige keuzes te maken in de locatie, de inrichting van woningbouwgebieden en in de bouw van woningen zelf. Het water- en bodemsysteem moeten hierin sturende factoren worden.

De waterschappen zijn daarom blij dat het coalitieakkoord dit expliciet benoemt: ‘Water en bodem worden sturend bij ruimtelijke planvorming. Om die reden worden waterschappen daarbij eerder betrokken en krijgt de watertoets een dwingender karakter’.

Nu al is Nederland als dichtbevolkte delta kwetsbaar voor overstromingen en weersextremen. De exacte financiële schade is moeilijk te berekenen, maar volgens de Klimaatschadeschatter1 kan als we niets doen, de schade door klimaatverandering in bebouwd gebied in Nederland in 2050 oplopen tot €174 miljard. Dit alles naast de schade op sociaal en maatschappelijk gebied.

Kosten

De kosten voor het klimaatbestendig inrichten van ons land moeten nader onderzocht worden. Duidelijk is wel dat niet klimaatbestendig bouwen op lange termijn tot veel meer kosten zal leiden. Ook blijkt uit onderzoek van SWECO (Het effect van klimaatverandering op de woningbouwopgave, dec 2021) dat klimaatadaptief bouwen een beperkt prijsopdrijvend effect heeft: voor een gemiddelde woning wordt rekening gehouden met een prijsstijging van tussen de 0,3% – 0,6%.

Watertoets

Om klimaatbestendig bouwen te garanderen, doorlopen waterschappen jaarlijks ruim 6.500 keer het watertoetsproces voor ruimtelijke plannen. Daarnaast doen waterschappen mee aan de risicodialogen over knelpunten in de bebouwde omgeving vanuit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. Het veranderende klimaat onderstreept volgens de waterschappen de noodzaak waterbelangen nadrukkelijker mee te laten wegen in de belangenafweging bij ruimtelijke planvorming en de watertoets daarom meer dwingend te maken.

1. Op welke manier gaat de minister invulling geven aan de recente adviezen van de Deltacommissaris binnen de hernieuwde Nationale woon- en bouwagenda?

2. Water en bodem worden sturend bij ruimtelijke planvorming. Om die reden worden waterschappen daarbij eerder betrokken en krijgt de watertoets een dwingender karakter. Hoe denkt de minister dit te gaan doen?