Op 10 februari heeft de Commissie LNV een Commissiedebat Natuur gepland. De waterschappen brengen graag een aantal punten onder de aandacht van de commissieleden
Archieven: Inbreng
Inbreng
Algemeen Overleg Verzamelonderwerpen LNV
Op 4 februari staat een Algemeen overleg Verzamelonderwerpen LNV gepland. Een van de agendapunten
is gewasbeschermingsmiddelen. De waterschappen brengen graag een punt hierover onder de aandacht.
Daarnaast betreuren de waterschappen dat een aantal dossiers over mest controversieel zijn verklaard,
omdat hiermee de waterkwaliteit op achterstand komt te staan.
Op 24 november 2020 heeft het Gerechtshof in Den Haag uitspraak gedaan waardoor het weer is toegestaan om professioneel gewasbeschermingsmiddelen toe te passen op verhardingen en onverharde terreinen buiten de land- en tuinbouw.
Demissionair staatssecretaris Van Veldhoven geeft aan het gebrek in de wetgeving op korte termijn te willen herstellen zodat het gebruiksverbod op gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw weer van kracht wordt. De waterschappen steunen deze inzet en roepen de staatssecretaris op de wet op korte termijn te repareren. Als professionele gebruikers weer beginnen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen en onverharde terreinen buiten de land- en tuinbouw, zal de kwaliteit van het oppervlaktewater verslechteren. De waterschappen vinden dit een ongewenste situatie.
De staatssecretaris geeft aan dat de Raad van State is gevraagd om advies uit te brengen over het wetsvoorstel dat de wettelijke grondslag regelt. Niet alleen voor het professioneel verbod op het gebruik buiten de land- en tuinbouw maar ook voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren. Ook het laatste heeft steun van de waterschappen.
- Kan de minister samen met de staatssecretaris van IenW zorgdragen voor een spoedig herstel van het gebruiksverbod?
SO Integrale circulaire economie rapportage van PBL
Op 18 februari staat een schriftelijk overleg gepland over de Integrale Circulaire Economie Rapportage
(ICER) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Ook bij de waterschappen heeft circulaire economie de aandacht: met een circulaire economie willen we klimaatverandering tegengaan en de biodiversiteit bevorderen. Daarvoor geven we als decentrale overheden het goede voorbeeld aan burgers en bedrijven.
De waterschappen hebben de afgelopen jaren de basis gelegd voor de ontwikkeling naar een circulaire
economie: na ondertekening van het grondstoffenakkoord in 2016 is de Unie van Waterschappen nauw
betrokken bij de uitwerking en uitvoering daarvan. Zo zijn de waterschappen binnen het initiatief van de
Energie- en Grondstoffenfabrieken al jaren actief in de terugwinning van grondstoffen en energie uit afvalwater. De waterschappen zien afvalwater allang niet meer als afval, maar juist als bron van grondstoffen en energie. Zo winnen de waterschappen bijvoorbeeld cellulose, fosfaat, bioplastics & vetzuren, kaumera en biomassa terug uit hun afvalstromen. En de belangrijkste grondstof is nog wel gezuiverd water, zeker nu er steeds meer vraag is naar zoet water.
Met het opstellen van vijf nationale transitie-agenda’s wordt de omslag naar een circulaire economie door het Rijk versneld. Er zijn vijf sectoren aangewezen: ‘Bouw’, ‘Biomassa en voedsel’, ‘Kunststoffen’, ‘Maakindustrie’ en ‘Consumptiegoederen’. De waterschappen zijn actief deelnemer bij de uitvoering van de transitieagenda voor de Bouw. Zo gaan we op zoek naar duurzame materialen op die plekken waar een schop de grond in gaat. Voor de transitieagenda Biomassa en Voedsel doen de waterschappen mee door grondstoffen uit het rioolwater te halen.
De waterschappen gaan de komende jaren onder meer de kennis vergroten bij de waterschappen over
circulaire economie en regionale samenwerking aanmoedigen door met partners uit de regio ketens te
sluiten. Verder gaan zij concreet een monitoringssysteem ontwikkelen (uitbreiden van de Klimaatmonitor),
materialenonderzoek doen (met deelnemende waterschappen en STOWA, het kenniscentrum voor de waterschappen) en belemmeringen in regelgeving wegnemen.
De waterschappen sluiten aan bij het advies uit de rapportage dat intensivering van beleid noodzakelijk is.We merken dat wet- en regelgeving circulaire toepassingen belemmeren, bijvoorbeeld in de ontwikkeling naar een meer duurzame slibeindverwerking. Daarom vragen we van het demissionaire kabinet actie op de uitkomsten van de Taskforce Herijking Afvalstoffen. Er moet werk gemaakt worden van de daarin genoemde aanbevelingen.
Daarnaast vinden we net als het PBL dat een heldere rolverdeling noodzakelijk is in de ontwikkeling naar
een circulaire economie. Waterschappen leveren nu al een actieve bijdrage in de regionale samenwerking.
Niet alleen als leverancier van secundaire grondstoffen uit afvalwater (bijvoorbeeld energie, water, fosfaat
en cellulose) en watersysteem (biomassa), maar ook als initiatiefnemer van circulaire initiatieven en innovaties en als belangrijke opdrachtgever in de Duurzaam Grond-, Weg- en Waterbouw(GWW)-sector.
Met een inkoopvolume van ca. € 3 miljard per jaar spelen waterschappen een steeds belangrijkere rol als
opdrachtgever en launching customer (klant/afnemer die helpt bij de marktintroductie van innovaties en
daarmee helpt bij de groei en ontwikkeling van het bedrijf) in de circulaire economie.
Technische briefing mestbeleid
Op 19 mei verzorgt het ministerie van LNV een technische briefing over het mestbeleid aan uw commissie. De waterschappen vragen aandacht voor onderstaande punten en lichten graag toe waarom.
Toelichting Nitraatrichtlijn, Kaderrichtlijn en Waterwet
De Nitraatrichtlijn gaat niet alleen over de bescherming van het grondwater maar ook over doelstellingen
voor het oppervlaktewater. In de Nitraatrichtlijn staat dat de in het water aanwezige organismen en de waterkwaliteit moeten worden beschermd tegen verontreiniging door nitraten uit de landbouw en dat eutrofiëring (nutriëntenrijker worden van oppervlaktewater, bijvoorbeeld door overbemesting) moet worden tegengegaan. Daarnaast schrijft de Nitraatrichtlijn voor dat het direct en indirect lozen van stikstofverbindingen uit de landbouw in het aquatisch milieu (het water met de daarin levende planten en dieren) moet verminderen en dat verdere verontreiniging moet worden voorkomen.
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is net als de Nitraatrichtlijn een Europese richtlijn. De doelstelling van de
Kaderrichtlijn Water (KRW) is dat uiterlijk in 2027 de waterkwaliteit van alle wateren zowel chemisch
(schoon) als ecologisch (gezond) op orde moet zijn. Ook moeten de verontreiniging van het oppervlaktewater worden tegengegaan.
Tenslotte bepaalt de Waterwet dat om de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater te
beschermen er waterkwaliteitsnormen moeten gelden en dat lozingen en emissies van milieuschadelijke
stoffen zijn verboden.
Waterkwaliteitsnormen oppervlaktewater en grondwater
Voor stikstof geldt dat de waterkwaliteitsnormen voor oppervlaktewater variëren van 1 tot 3 mg stikstof per liter. Dit betekent dat de normen voor oppervlaktewater een factor 3 tot 4 lager (en dus strenger) dan
de norm die in de Nitraatrichtlijn is opgenomen voor grondwater. Als de grondwaternorm van 50 mg nitraat per liter (= 11,3 mg stikstof per liter) in het grondwater wordt toegepast als norm voor het oppervlaktewater worden de normen van de KRW en de Waterwet met een factor 3 tot 4 overschreden.
Kwaliteit oppervlaktewater
Elke 4 jaar brengen de ministers van LNV en IenW verslag uit aan de Europese Commissie over de effecten van de maatregelen uit de Nitraatactieprogramma’s om de waterkwaliteit te verbeteren. Het rapport Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2016-2019) en trend (1992-2019) laat zien dat de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater stagneert en kan verslechteren door recente droge zomers.
Het Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNSLO) met meetpunten die alleen
door de landbouw worden beïnvloed, toont aan dat in alle land- en tuinbouwgebieden op zowel
zand-, klei- als veengebieden het oppervlaktewater niet voldoet aan de normen voor stikstof en fosfor. Daarbij worden op de helft van de meetlocaties de waterkwaliteitsnormen overschreden.
Het vorig jaar door het Planbureau voor de Leefomgeving uitgebrachte rapport Nationale analyse waterkwaliteit geeft hetzelfde beeld over de toestand wat betreft de waterkwaliteit in Nederland.
Verplichtende maatregelen nodig
Om de doelen van de KRW IN 2027 en die van de Nitraatrichtlijn in alle land- en tuinbouwgebieden te halen, is het noodzakelijk dat het 7e Nitraatactieprogramma (7e NAP, looptijd 2022 t/m 2025) aanvullende maatregelen bevat. Daarmee wachten tot het 8e NAP (looptijd 2026 t/m 2029) is te laat, in 2027 moeten de KRW-doelen zijn gehaald.
De waterschappen vinden dat niet alleen vrijwillige maar ook niet-vrijwillige maatregelen in het 7e NAP
moeten worden opgenomen. De huidige aanpak van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) is gericht op bewustwording, kennisdeling en stimuleren van agrariërs om vrijwillig maatregelen te nemen. De waterschappen vinden die aanpak onvoldoende en pleiten voor versterking van de DAW-aanpak in het 7e NAP. Daarnaast moet het 7e NAP extra maatregelen bevatten die agrarische ondernemers verplicht moeten toepassen: maatregelen die d.m.v. regionale maatregelenpakketten in de landelijke mestwetgeving of waterwetgeving kunnen worden opgenomen. Een regionale aanpak is nodig omdat waterkwaliteitsproblemen door verschillende bodem- en watersysteem en andere typen landbouw van regio tot regio kunnen verschillen.
Stok achter deur
Opname van maatregelen in wetgeving zorgt voor een stok achter de deur voor de vrijwillige aanpak. Ook zorgt wetgeving ervoor dat alle agrarische ondernemers de maatregelen nemen die nodig zijn. Dus niet alleen de voorlopers, maar ook de achterblijvers en de zogenoemde freeriders.
Extra maatregelen
Wat betreft de maatregelen die kunnen worden opgenomen in de wetgeving gaat het om maatregelen
die nu al worden toegepast in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer en daar effectief zijn. De extra maatregelen die de waterschappen voorstellen zijn:
• extra gebruiksvoorschriften. Bijvoorbeeld precisietoepassingen en gebruik van precisiemeststoffen;
• bodemmaatregelen. Bijvoorbeeld maatregelen gericht op het tegengaan van de verdichting van de bodem en het verhogen van het organische stofgehalte van de bodem;
• maatregelen die de uit- en afspoeling van landbouwpercelen tegengaan. Bijvoorbeeld bufferzones
langs het water, infiltratiegreppels en dergelijke.
Allemaal maatregelen die ervoor zorgen dat meststoffen beschikbaar blijven voor het gewas (goed voor de agrariër) en niet uit- en afspoelen (goed voor grond- en oppervlaktewater). Win-win-maatregelen dus.
Algemeen overleg Leefomgeving
Op 11 februari staat een Algemeen overleg Leefomgeving met staatssecretaris Van Veldhoven gepland. De waterschappen vragen aandacht voor het volgende.
Op 24 november 2020 heeft het Gerechtshof in Den Haag uitspraak gedaan waardoor het weer is toegestaan om professioneel gewasbeschermingsmiddelen toe te passen op verhardingen en onverharde terreinen buiten de land- en tuinbouw.
De staatssecretaris geeft aan het gebrek in de wetgeving op korte termijn te willen herstellen zodat het gebruiksverbod op gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw weer van kracht wordt.
De waterschappen steunen deze inzet en roepen de staatssecretaris op de wet op korte termijn te repareren. Als professionele gebruikers weer beginnen met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen en onverharde terreinen buiten de land- en tuinbouw, zal de kwaliteit van het oppervlaktewater verslechteren. De waterschappen vinden dit een ongewenste situatie.
De staatssecretaris geeft in haar brief aan dat de Raad van State al is gevraagd om advies uit te brengen over het wetsvoorstel. Dit wetvoorstel regelt de wettelijke grondslag. Niet alleen voor het professioneel verbod op het gebruik buiten de land- en tuinbouw maar ook voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren. Ook het laatste heeft steun van de waterschappen.
- Kan de staatssecretaris de planning aangeven van het wetsvoorstel?
Commissiedebat Circulaire Economie 27 mei 2021
Op 27 mei overlegt de Commissie IenW over circulaire economie. De waterschappen zijn de eerste overheid die de nadelige consequenties van klimaatverandering ondervinden en dragen dus bij aan de circulaire economie via hun inkoopbeleid, de aanbestedingen in de grond-, weg- en waterbouw, grondstoffen uit de watersystemen en de rioolwaterzuiveringen. De Unie van Waterschappen heeft een aantal opmerkingen bij enkele stukken van dit debat.
Rol waterschappen in circulaire economie
We hebben de afgelopen jaren de basis gelegd voor de ontwikkeling naar een circulaire economie: na ondertekening van het Grondstoffenakkoord in 2017 is de Unie van Waterschappen nauw betrokken bij de uitwerking en uitvoering daarvan. Zo zijn de waterschappen binnen het initiatief van de Energie- en Grondstoffenfabrieken al jaren actief in de terugwinning van grondstoffen en energie uit het rioolwater. De waterschappen zien rioolwater allang niet meer als afval, maar als bron van grondstoffen en energie. Zo winnen de waterschappen 18 verschillende grondstoffen uit dit water zoals cellulose, fosfaat, bioplastics & vetzuren, Kaumera en biomassa terug. De waterschappen zijn een van de grootse opdrachtgevers van Nederland en actief deelnemer aan de transitieagenda voor de bouw. Zo gaan we op zoek naar duurzame materialen op die plekken waar een schop de grond in gaat.
De komende jaren gaan de waterschappen onder meer de kennis vergroten bij de waterschappen over
circulaire economie en regionale samenwerking aanmoedigen door met partners uit de regio ketens te
sluiten. Verder gaan we een CE-monitoringssysteem ontwikkelen, materialenonderzoek doen en belemmeringen in regelgeving agenderen.
Integrale circulaire economie rapportage
De eerste landelijke Integrale circulaire economie rapportage (ICER 2021) schetst de voortgang van de
transitie naar een circulaire economie in Nederland. De waterschappen sluiten aan bij het advies uit de
rapportage dat intensivering van beleid noodzakelijk is. We merken dat wet- en regelgeving circulaire toepassingen belemmeren, bijvoorbeeld in de ontwikkeling naar een meer duurzame zuiveringsslibverwerking. Er moet werk gemaakt worden van de genoemde aanbevelingen.
- Kan het kabinet in actie komen op de uitkomsten van de Taskforce herijking afvalstoffen?
Daarnaast vinden we ook dat een heldere rolverdeling noodzakelijk is in de ontwikkeling naar een circulaire economie. Waterschappen leveren nu al een actieve bijdrage in de regionale samenwerking. Niet alleen als leverancier van secundaire grondstoffen uit rioolwater en watersysteem, maar ook als initiatiefnemer van circulaire initiatieven en innovaties en als belangrijke opdrachtgever in de Duurzaam Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW)-sector. Met een belastingopbrengst van ca. € 3 miljard en een inkoopvolume van ca. € 2 miljard per jaar spelen waterschappen een steeds belangrijkere rol als opdrachtgever en launching customer (klant/afnemer die helpt bij de marktintroductie van innovaties en daarmee helpt bij de groei en ontwikkeling van het bedrijf) in de circulaire economie.
Beleidsbrief Verkenningen Taskforce herijking afvalstoffen
In deze beleidsbrief gaat het om twee verkenningen: ‘instrumenten afval of product’ en ‘naar experimenteerruimte’. Het lijkt erop dat het ministerie een deel van het werk van de Taskforce heeft overgedaan. Er is 1,5 jaar onderzoek gedaan zonder dat er concrete maatregelen zijn genomen. Zeker de stappen als stimuleren, een handreiking en beschrijving opmaken, hadden tijdens de verkenning al gedaan kunnen worden. Er zit weinig regie en bestuurlijke druk op, terwijl de urgentie voor de circulaire economie overduidelijk is.
Opmerkingen bij Verkenning instrumenten afval of product
- Algemene opmerking: Overheden en bedrijven lopen tegen afvalwet- en regelgeving aan die stamt uit de jaren 70. Toen ging men nog uit van de gedachte dat een product een afvalstof zou worden.
- Waterschappen hebben meer rechtzekerheid nodig dan hun eigen oordeel dat iets geen afval meer is. Als bestuurders miljoenen euro’s gemeenschapsgeld gaan inzetten voor grondstofterugwinning moet wel duidelijk zijn dat deze grondstof niet als afval wordt gezien door de handhavers.
Kan het kabinet meer zekerheid geven op dit punt? - •Het ministerie is gestart met de voorbereidingen voor specifieke ministeriële regelingen om er voor te zorgen dat struviet en cellulose niet meer worden aangemerkt als afval. Daarmee kunnen de waterschappen verder geholpen worden, maar dit mag niet zolang gaan duren, bijna 6 jaar, als de procedure voor het rechtsoordeel1 .Er zijn nog 16 andere grondstoffen die deze ‘einde afvalstatus’ nodig hebben. De doelen van het programma ‘Nederland circulair in 2050’ moeten gehaald worden en daarvoor is een hoger tempo noodzakelijk.
Hoe gaat het kabinet meer tempo maken zodat de doelen van Nederland circulair in 2050 gehaald worden? - Er wordt een uitgebreide beschrijving opgesteld over de te volgen procedurele stappen om te komen tot de beoordeling afvalstof of product. De waterschappen dringen erop aan dat dit nog dit jaar gedaan wordt.
Kan IenW dit jaar de genoemde beschrijving nog leveren? - Het rijk moet regie nemen en leren omgaan met het dilemma: geen achteruitgang van de fysieke leefomgeving versus circulair worden. Bij de beoordeling van geen achteruitgang leunt men erg veel op het oordeel van het RIVM die schetst dat er geen enkel additief in de nieuwe grondstof mag zitten, terwijl de secundaire grondstof soms schoner is dan de eerde gebruikte primaire grondstoffen.
Opmerkingen bij Verkenning naar de experimenteerruimte voor de circulaire economie
- In het experimenteerproces moeten vergunningverleners en uitvoerders eerder met elkaar om tafel. Er moet ruimte komen zodat de werkelijke gevolgen van het experiment kunnen worden beoordeeld. Nu worden experimenten niet toegelaten door handhaving.
- Om experimenten zo soepel mogelijk te starten, is het belangrijk dat bekend is welke regels van toepassing zijn en welk bevoegd gezag aan zet is. Hiervoor stelt het ministerie en beschrijving op voor overheden en bedrijven.
- In de lopende verkenning naar de modernisering van de Wet milieubeheer (Wm) bekijkt het ministerie of er een wettelijke experimenteerbepaling gecreëerd kan worden. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de relatie tussen de Wm en de Omgevingswet.
Is IenW hiermee al begonnen?
Conclusies
Het advies van de Taskforce om hergebruik van afvalstoffen te bevorderen en belemmeringen in regelgeving weg te nemen, is nog niet erg voortvarend ter hand genomen: het advies stamt uit 2019. Tempo is nodig als we de doelen van Nederland circulair in 2050 willen halen. Het is daarmee een niet-juridisch bindend hulpmiddel bij de toepassing van de regelgeving waar geen bezwaar en beroep tegen open staat. De waterschappen merken dat de rechtsoordelen erg lang duren.
Ook moet er meer gedaan worden om de samenhang tussen afvalregelgeving en productregelgeving in de gehele keten in overeenstemming te brengen. Daarbij moet de toepassing van een secundaire grondstof leidend zijn in plaats van de herkomst van deze stof. Nog te vaak gaat men uit van de gedachte dat elk product een afvalstof wordt. Verder is meer rijksregie nodig en meer geld voor het versnellen van circulariteit.
1. Bedrijven kunnen bij IenW een rechtsoordeel vragen over de vraag of er sprake is van een afvalstof of niet. Zo’n oordeel heeft een ondersteunend karakter.
Commissiedebat water 9 juni 2021
Op 9 juni 2021 vond er een commissiedebat Water met de minister van Infrastructuur en Waterstaat plaats. Op de agenda stonden verschillende onderwerpen die voor de waterschappen van belang zijn. Daarnaast vroegen de waterschappen aandacht voor eigen punten.
De volgende onderwerpen komen in deze inbreng aan de orde
- Grondwateronttrekkingen
- Aanpassing belastingstelsel waterschappen
- Nationaal water programma 2022-2027
- Delta-aanpak waterkwaliteit
- Beleidsnota drinkwater 2021-2026
- Internationaal waterprogramma blue deal
- Voortgang klimaatadaptatie
- Voortgangsrapportage tweede hoogwaterbeschermingsprogramma
- Staat van ons water
- OFL-rapportage geborgde zetels in waterschapsbesturen
Commissiedebat BZ over woningbouw 24 juni 2021
Er is meer nodig om de woningbouw te versnellen.
Op 24 juni voert u een debat met de minister van Binnenlandse Zaken over de woningbouwopgave. Graag brengen wij u vanuit de gemeenten, provincies en waterschappen onze zorgen onder de aandacht.
De rapportage van ABF laat zien dat er voldoende locaties zijn voor woningbouw en voldoende plancapaciteit. Het gaat er nu om op de plancapaciteit om te zetten in realisatie. We moeten alle zeilen bijzetten om te bouwen want ondanks alle plannen wordt er nog onvoldoende gerealiseerd. Hiervoor zijn de decentrale overheden essentieel. De woonopgave is vooral een regionaal vraagstuk, dit vraagt dan ook om regionaal maatwerk. We hebben elkaar als partijen nodig, ieder vanuit zijn rol. Alleen samen kunnen we de woningbouwopgave realiseren. Om de woningrealisatie daadwerkelijk te versnellen vragen wij uw aandacht voor de volgende punten:
Continueer de financieringsimpuls vanuit rijk voor de woningbouwopgave
De rapportage van adviesbureau Rebel laat zien dat de totale kosten voor de zogenaamde publieke onrendabele top en infrastructuur in Nederland ca 13,7 miljard bedragen. Uit het rapport is op te maken dat de toerekenbare publieke onrendabele top uitkomt op 5,56 miljard euro voor tenminste 408.000 woningen. Bij de inschattingen van Rebel is nog geen rekening gehouden met o.a. klimaatadaptatie en de investeringen van waterschappen voor woningbouwprojecten. Volgens Rebel komt bovenop de onrendabele top nog de benodigde investeringen in regionale en ontsluitende (OV-) infrastructuur van 8,12 miljard euro. Daarnaast maakt het rapport zichtbaar dat de investeringen voor de grote schaalsprongen in infrastructuur, die niet direct zijn toe te rekenen aan woningbouw, tenminste 17 miljard euro bedragen. Datzelfde geldt voor maatregelen in het kader van klimaatadaptatie, verduurzaming en onder andere natuurinclusiviteit. Ook blijkt uit het Rebel-rapport dat de extra kosten voor de publieke onrendabele top voor de 14 grootschalige woningbouwlocaties uit de NOVI uitkomt op 15.000 euro per woning en het betreft 160.100 woningen. Ook hier zijn de investeringen van waterschappen voor woningbouwprojecten niet meegenomen.
Wij pleiten voor een voortzetting van een financieringsimpuls vanuit het rijk vanaf 2022 voor de woningbouwopgave, waarbij de huidige wettelijke regeling wel beter toegesneden moet worden op de praktijk. Een toekomstige bestendige woningvoorraad vraagt daarnaast om vernieuwing van de bestaande voorraad, een structureel Volkshuisvestingsfonds geeft hier een stevige impuls aan.
Een scherpe focus op de financiën van decentrale overheden en betere interbestuurlijke verhoudingen tussen de overheden is nodig. De kabinetsformatie is het moment om hierover afspraken te maken. Bindende wederkerige afspraken met een nieuw kabinet zijn voor ons voorwaardelijk om een bijdrage te kunnen leveren aan de aanpak van de grote opgave zoals we die hier benoemen.
Geef woningcorporaties voldoende investeringskracht
Al eerder bleek uit onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Financiën en Economische Zaken en Klimaat en Aedes dat het investeringsvermogen van woningcorporaties te gering is ten opzichte van de woonopgave. Er is in totaal 30 miljard euro nodig vanwege de beperkte investeringscapaciteit van
woningcorporaties (Toegelaten Instellingen). Om het investeringsvermogen van de woningmarkt te versterken is ons inziens noodzakelijk dat de verhuurderheffing verdwijnt, het Volkshuisvestingsfonds structureel en toegankelijk voor woningbouwcorporaties en gemeenten wordt voor de komende 10 jaar. Daarnaast moeten er meer mogelijkheden komen voor woningcorporaties voor woningzoekenden met een hoger inkomen.
Erken de dilemma’s rond buitenstedelijk bouwen
De NOVI kent een voorkeursvolgorde voor verstedelijking, waarbij binnenstedelijke ontwikkeling vóór
uitleglocaties gaan. Als decentrale overheden passen wij daarvoor de wettelijke ladder voor duurzame
verstedelijking toe. Aanvullend daarop investeren we in handig gelegen en goed bereikbare uitleglocaties. Er is ruim voldoende plancapaciteit om de benodigde 900.000 woningen tot 2030 te realiseren. Talloze studies van het PBL, maar ook van de Rijksadviseurs laten onomstotelijk zien dat bouwen in het weiland niet sneller en goedkoper is, omdat veelal de benodigde investeringen in noodzakelijke infrastructuur niet wordt meegeteld.
Het gaat om kwaliteit. Nieuwe plannen binnenstedelijk en in het buitengebied uitwerken gaat jaren kosten. Gebruik maken van de bouwmogelijkheden is belangrijker dan de discussie wel/niet duurder buiten- versus binnenstedelijk.
Extra bronmaatregelen voor stikstof noodzakelijk voor woningbouw
Barrières zoals PFAS, stikstof, cumulatie van luchtvaartgeluid en nestgeluid van schepen en belemmeren de vergunningverlening en leiden ertoe dat projecten vertragen of niet van de grond komen. Extra
bronmaatregelen zijn nodig. We vragen het rijk en de Tweede Kamer om samen tot structurele oplossingen te komen.
Landelijke regeling voor menskracht ruimtelijke ordening bij gemeenten
Veel gemeenten kampen met capaciteitstekorten rond ruimtelijke ordening, veroorzaakt door krappe financiën. Er ontstaan daardoor situaties waarbij er wel bouwplannen zijn, maar gebrek aan capaciteit bij gemeenten een belemmering vormt. Er bestaat hiervoor een flexpoolregeling. We roepen het rijk op deze te verlengen tot en met 2030. Verder blijkt dat ca. 30% van de jaarlijkse bouwproductie 1 tot 2 jaar langer duurt als gevolg van het moeten doorlopen van procedures. Met vergroting van de capaciteit bij de rechterlijke macht kan deze termijn verkort worden.
Klimaatbestendig bouwen
Nederland is als dichtbevolkte delta kwetsbaar voor overstromingen en weersextremen. De exacte financiële schade is moeilijk te berekenen, maar volgens de klimaatschadeschatter kan als we niets doen de schade door klimaatverandering in bebouwd gebied in Nederland in 2050 oplopen tot 124 miljard euro. Dit alles naast de schade op sociaal en maatschappelijk gebied.
Bij de woningbouwopgave is het daarom belangrijk om die woningen op klimaatbestendige plekken te bouwen. Fouten van nu zullen generaties lang doorwerken. Naast de locatiekeuze gaat het ook om de inrichting van de nieuwbouwwijken. Bij de inrichting zullen straten en gebouwen zodanig ontworpen en gebouwd moeten worden dat water zoveel mogelijk buiten de deur wordt gehouden. Hierbij moet worden voorkomen keuzes voor waterveiligheid worden beperkt en dat kosten worden afgewenteld op het waterbeheer. Ook bestaande woonwijken moeten meer klimaatbestendig worden gemaakt. De waterschappen hechten grote waarde aan een inventarisatie van locaties waar veilig kan worden gebouwd met het oog op klimaatverandering en bodemdaling.
SO Vermindering blootstelling aan PFAS na de EFSA-opinie
Op 30 juni 2021 kan uw commissie schriftelijke inbreng leveren op deze EFSA-opinie over PFAS. We
geven u graag de zienswijze van de waterschappen mee.
De Unie van Waterschappen pleit nadrukkelijk voor een totaalverbod op PFAS. Dat is een verbod op
zowel niet-essentiële toepassingen als essentiële toepassingen van de stoffen. De enige manier om
PFAS aan te pakken en uit te faseren is aanpak aan de bron. Het moet zoveel mogelijk voorkomen
worden dat PFAS in het milieu terecht kan komen.
Daar is gezamenlijke inzet voor nodig met het Rijk en de EU. De Unie van Waterschappen levert actieve inzet op het onlangs gepresenteerde Zero Pollution Action Plan, onderdeel van de Europese Green Deal en op de aanscherping bij de toelatingseisen van gevaarlijke stoffen zoals PFAS via REACH (het systeem voor registratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen die in de EU geproduceerd of geïmporteerd worden).
De Unie van Waterschappen en de waterschappen zelf doen daarnaast onderzoek naar aanwezigheid en herkomst van PFAS in het oppervlaktewater, delen hun kennis en werken actief mee aan onderzoeken van andere organisaties en koepels. Ook adviseren waterschappen kritisch op watervergunningen in relatie tot PFAS. Verder hebben vertegenwoordigers van waterbeheerders, het Rijk, provincies, gemeenten, omgevingsdiensten, de drinkwatersector en de chemische industrie bestuurlijke afspraken gemaakt om samen meer grip en regie te krijgen op het voorkomen van Zeer Zorgwekkende Stoffen zoals PFAS in het milieu.
Vragen
- Klopt het dat dit kabinet zich richt op het verbod van niet-essentiële toepassingen? Zo ja, is het kabinet dan niet bang dat de industrie PFAS zal blijven produceren onder het mom van essentiële toepassing?
- Hoe ver wil dit kabinet gaan om een totaalverbod te realiseren?
- Ondersteunt dit kabinet een bronaanpak?
- Ondersteunt dit kabinet de zienswijze ‘de vervuiler betaalt’? Zo ja, dan is de vervuiler verantwoordelijk en kunnen kosten niet op bijvoorbeeld de waterschappen worden afgewenteld om aanvullend te zuiveren.
Omgevingsdiensten zijn bevoegd gezag voor vergunningverlening en toezicht op indirecte lozingen. Afvalwater met PFAS afkomstig van bedrijven worden via indirecte lozingen geloosd op de rioolwaterzuiveringen. Waterschappen en Rijkswaterstaat zijn actief aan de slag gegaan met actualiseren van directe vergunningen, maar de Omgevingsdiensten lopen achter op het actualiseren van vergunningen met focus op bronnen van PFAS. Er moet meer geld en tijd beschikbaar komen hiervoor.
- Is het kabinet bereid te kijken naar de inzet van de Omgevingsdiensten?
ARK-rapport bescherming drinkwater bij het boren naar aardwarmte
Op 8 september kunnen de leden van de Commissie IenW feitelijke vragen indienen over het
rapport van de Algemene Rekenkamer ‘Bescherming drinkwater bij het boren naar aardwarmte;
Stille wateren, in diepe gronden’. De waterschappen geven u graag een aantal punten mee.
Het rapport van de Algemene Rekenkamer gaat over de risico’s voor drinkwaterbronnen bij het boren
naar aardwarmte (geothermie). De hoofdvraag van het onderzoek is: heeft de rijksoverheid de
bescherming van drinkwaterbronnen bij de ontwikkeling van geothermie de afgelopen jaren
doeltreffend geregeld en uitgevoerd? De conclusie is dat de drinkwaterbronnen bij de ontwikkeling
van geothermie door de ministers van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en
Waterstaat (IenW) niet doeltreffend worden beschermd,noch in de opzet van het beleid noch in de
uitvoering daarvan. Hierdoor bestaan er in de praktijk risico’s voor de kwaliteit van ons drinkwater.
Zorgen waterschappen
Ook de waterschappen maken zich zorgen over de gevolgen van de sterke toename van boringen in
de ondergrond voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Wij herkennen de conclusies
dat het ontbreekt aan regie in de ondergrond, dat de bescherming van het drink- en grondwater en
de uitvoering van het geothermiebeleid nog niet goed op elkaar zijn afgestemd en dat er bij
boringen onvoldoende aandacht is voor het voorkomen van verontreinigingen. We onderschrijven
de aanbeveling aan de minister van EZK om de ‘preventieladder’ voor het drinkwater uit te werken in
het geothermiebeleid.
Integrale afweging kansen en risico’s moeilijk
Bij het vergunnen van geothermieprojecten wordt een scherp onderscheid gemaakt tussen de diepe
ondergrond (Mijnbouwwet) en de bovengrond/ondiepe ondergrond (Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, Wabo), terwijl deze in de praktijk vaak aan elkaar verbonden zijn. Waterschappen
merken dat het door deze scherpe scheiding moeilijk is om een integrale afweging te maken van de
kansen en risico’s van geothermie. Ook is het moeilijk om daarover in samenhang te adviseren.
Daardoor kan het voorkomen dat cruciale kanttekeningen vanuit decentrale overheden t.a.v. te
verwachten effecten van geothermie niet meegenomen worden in de beoordeling van de
vergunningsaanvraag.
Vragen
- Hoe gaat de minister van Ienw zorgen voor meer regie in de ondergrond en een betere afstemming tussen (de uitvoering van) het (drink)waterbeleid en het geothermiebeleid?
- Kan de minister de risico’s van andere boringen toelichten? Boringen voor bijvoorbeeld Warmte Koude Opslag, grondwateronttrekkingen en verticale drainage? Hoe wordt daar toezicht op gehouden en wat zijn in die gevallen de potentiële gevolgen voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater?
- Hoe gaat de minister van IenW de kennis vergroten over potentiële risico’s van activiteiten in de ondergrond en bewustwording van de gevolgen voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater?
- Hoe gaan de ministers van EZK en IenW borgen dat er een integrale afweging wordt gemaakt bij het vergunnen van geothermieprojecten, waarbij zowel effecten in de boven- als in de ondergrond worden meegewogen?