Commissiedebat Leefomgeving 9 september 2021

1 februari 2022

Op 9 september staat een Commissiedebat Leefomgeving gepland. De waterschappen geven graag hun
visie op een aantal agendapunten van dit debat.

Stand van zaken gebruik gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw

De waterschappen maken zich zorgen. De kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland is nog onvoldoende om in 2027 de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te halen. Op de helft van de meetlocaties worden gewasbeschermingsmiddelen in te hoge concentraties in het oppervlaktewater gevonden.

Naast toepassing in de landbouw kan ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw negatieve gevolgen hebben voor de waterkwaliteit. Dit geldt ook voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op sportvelden en golfbanen.

In de brief bij dit agendapunt informeert de staatssecretaris de Tweede Kamer over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden op sportvelden en golfbanen in de jaren 2015-2018. De staatssecretaris verwijst daarvoor naar een memo van het RIVM. Uit deze memo blijkt dat op golfbanen en sportvelden gewasbeschermingsmiddelen en biociden worden gebruikt die geen toelating hebben of waarvan de toelating om te mogen worden gebruikt, is vervallen. In beide gevallen is dit een overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. En omdat het gebruik niet is toegestaan, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de waterkwaliteit.

Vragen:
Kan de staatssecretaris aangeven wat ze aan deze overtredingen op sportvelden en golfbanen gaat doen?
Kan de staatssecretaris aangeven of er ook na 2018 gewasbeschermingsmiddelen op sportvelden en golfbanen werden gebruikt die niet zijn toegelaten of waarvan de toelating is vervallen?

Beleidsdoorlichting bodem en ondergrond

In het Decisio-rapport wordt de doelstelling van begrotingsartikel 13 beschreven als: “een duurzaam en
efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond”. Dat houdt in dat het doel is om “de vraagstukken
op het gebied van bodemkwaliteit, drinkwatervoorziening, grondwater, bodemdaling, duurzaam bodembeheer in de landbouw, kabels en leidingen en bodemenergie in relatie met de maatschappelijke opgaven als energietransitie en klimaatadaptatie aan te pakken” (p.17). Dat is heel breed. De reactie van de minister (m.n. de concluderende alinea) richt zich echter alleen op het onderdeel bodemverontreiniging, inclusief de nieuwe stoffen. Ook in de begroting voor 2021 staat “In de bestuurlijke afspraken voor 2021 ‒ 2025 verschuift de focus naar de afronding van de aanpak bodemverontreiniging en de aanpak van nieuwe bodem bedreigende stoffen.” (p.55), waarbij ook alleen die focus wordt gekozen.

Vraag:
Kan de staatssecretaris aangeven wat haar acties zijn op het overige deel van de doelstelling van het Decisio-rapport, namelijk bodemkwaliteit, drinkwatervoorziening, grondwater, bodemdaling, duurzaam bodembeheer in de landbouw, kabels en leidingen en bodemenergie in relatie met de maatschappelijke opgaven als energietransitie en klimaatadaptatie?

Integrale aanpak nodig
IenW lijkt te proberen de bodemopgave controleerbaar en beheersbaar te houden en moet daarvoor haar beleid steeds verder specificeren en afbakenen, terwijl de praktijk juist steeds meer vraagt om integrale oplossingen. Hierdoor worden actuele problemen opgelost, maar kijkt men niet verder naar het voorkomen van toekomstige knelpunten. Daardoor worden complexe problemen (zoals PFAS) niet voorzien, en krijgt het Rijk steeds vaker het verwijt verkokerd beleid te maken en haar regierol te verzuimen.

De waterschappen zien een sterke verbinding tussen de bodem en het watersysteem. Bij de aanpak van
grote opgaven voor de toekomst, zoals verontreinigingen of klimaatbestendigheid, zijn bodem- en waterbeleid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voor de waterschappen is daarom een integrale kijk op bodem en water essentieel. De Omgevingswet biedt een uitgelezen kans om niet langer te denken vanuit gescheiden milieucompartimenten, maar vanuit de maatschappelijke opgave. In het laatste bodemconvenant is er veel aandacht voor verbreding van het bodembeleid.
De Unie van Waterschappen pleit voor intensieve afstemming en het ‘ontkokeren’ van het bodem- en waterbeleid en is daarom bezorgd over de toenemende focus op controleerbaarheid en afbakening van het bodembeleid.

Vraag: Wat gaat de staatssecretaris concreet doen om bodembeleid integraal te benaderen?

SO vermogensnormen kwijtschelding lokale heffingen

Op 8 september is het schriftelijk overleg over vermogensnormen bij kwijtschelding van lokale
belastingen. De waterschappen geven u graag een aantal punten mee.

Algemeen

Waterschappen vinden het belangrijk dat burgers die hun belastingaanslag niet of alleen met grote
moeite kunnen betalen, kwijtschelding krijgen. Omdat het verlenen van kwijtschelding directe
gevolgen heeft voor het belastingtarief en dus van invloed is op wat andere burgers moeten betalen,
is de lijn van de waterschappen dat terughoudend moet worden omgegaan met voorstellen die tot
een verruiming van de kwijtschelding kunnen leiden.

Verruiming vermogensnormen voor AOW’ers (tweede motie Krol)

BZK en SZW hebben ingeschat dat landelijk gezien ongeveer 20.000 AOW’ers en een (niet becijferd
maar naar verwachting) geringer aantal langdurig arbeidsongeschikten extra voor kwijtschelding in
aanmerking zullen komen als de vermogensnormen worden verruimd.
De waterschappen kunnen leven met de door de minister voorgestelde aanpassing van regelgeving.
Zij hebben hierbij laten meewegen dat het om een overzienbaar aantal personen gaat en dat daarom ook de impact op de kosten van de kwijtschelding naar verwachting te overzien is. Bovendien speelt de armoedevalproblematiek hier niet en gaat het om een mogelijkheid i.p.v. verplichting tot verruiming van de vermogensnormen.

De waterschappen vragen nog wel aandacht voor de volgende zaken:

  • Knelpunt arbeidsongeschikten
    Lokale overheden weten niet wie de personen zijn die door het UWV langdurig arbeidsongeschikt zijn verklaard. Het Inlichtingenbureau, dat gemeenten en waterschappen ondersteunt bij de geautomatiseerde kwijtscheldingstoets, beschikt wel over deze informatie maar mag de informatie niet voor de kwijtschelding inzetten. Voor een goede uitvoering is het dus nodig dat het Inlichtingenbureau de bevoegdheid krijgt om deze informatie wel voor de kwijtschelding te gebruiken.
  • Tijdige aanpassing regelgeving
    De minister geeft aan dat zij de ‘Nadere regels kwijtschelding gemeenten en waterschappen’ zal aanpassen. De waterschappen willen op korte termijn duidelijkheid over die aanpassing. Dit heeft te maken met noodzakelijke software-aanpassingen. Het is op dit moment al zeer de vraag of softwareleveranciers de aanpassingen vóór 1-1-2022 kunnen doorvoeren. Ook moet er duidelijkheid komen over de inhoud van de nadere regels zodat de waterschappen en de gemeenschappelijke belastingkantoren hun besluitvorming daarop kunnen afstemmen. Het is nu al erg kort dag voor een dergelijke besluitvorming. Wij achten het daarom realistischer om er van uit te gaan dat waterschappen die dat willen, een eventuele verruiming van de vermogensnormen voor deze groepen pas per 1 januari 2023 kunnen doorvoeren.

Algemene verruiming vermogensnormen (motie Peters–Bruins)

Deze motie is veel vergaander dan de motie Krol: deze gaat uit van een verruiming van de vermogensnormen voor een ieder en er wordt een koppeling met de (veel hogere) vermogensnormen uit de Participatiewet voorgesteld. Op basis hiervan zullen veel meer personen voor kwijtschelding in aanmerking komen. Vanwege de grote gevolgen voor de belastingtarieven voor de wel betalende burgers, achten de waterschappen dit scenario niet wenselijk.

Koepels: Commissiedebat Klimaat en Energie 8 sept. 2021

Klimaat en Energie. Uitvoeringskosten RES.

Op 8 september voert u een debat met de staatssecretaris van EZK over Klimaat en Energie. Graag brengen wij u nogmaals enkele zorgen vanuit de decentrale overheden ten aanzien van de uitvoeringskosten van de RES.

Uitvoeringskosten RES moeten gedekt worden

In het klimaatakkoord zijn grote opgaven neergelegd bij medeoverheden. Als medeondertekenaar van het klimaatakkoord hebben we die – op basis van die afspraken uit het klimaatakkoord – ook geaccepteerd. Een van die afspraken was dat de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) gevraagd zou worden te onderzoeken wat de uitvoeringskosten zijn, waarvan de uitkomsten door de overheden zouden worden overgenomen. Op dit moment worden die opgaven voorbereid door gemeenten, provincies en waterschappen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het opstellen van transitievisies warmte. We zijn in het proces van de overstap van voorbereiding naar uitvoering van de klimaatakkoordafspraken. Die uitvoering, op gebied van mobiliteit, gebouwde omgeving, elektriciteit, industrie en landbouw, gaan met forse lasten gepaard. De ROB heeft deze lasten in kaart gebracht. Alleen als het Rijk deze lasten, conform het ROB-advies, compenseert kunnen medeoverheden de afspraken op zich nemen. We verwachten dan ook dat het nieuwe kabinet de hiervoor benodigde middelen reserveert. Wat van belang is, is dat in afwachting van het nieuwe kabinet, er voldoende middelen beschikbaar blijven om de huidige inzet van medeoverheden te kunnen continueren. Het gaat daarbij om een bedrag van tenminste € 70 miljoen. Als dat bedrag er niet komt, worden gemeenten, provincies en waterschappen gedwongen de activiteiten voor het Klimaatakkoord af te schalen, waardoor de klimaatdoelen niet gehaald kunnen worden. Immers, geen financiering betekent dat teams ontmanteld worden en contracten niet verlengd, met als gevolg dat de uitvoering van het Klimaatakkoord op forse achterstand wordt gezet. Nu al krijgen de koepels signalen dat hun leden op de rem staan wat betreft continuering van de klimaatinzet. Daarbij speelt bij gemeenten bijvoorbeeld ook een rol dat het financieel heel slecht gaat en dat zij interen op hun reserves.

Commissiedebat Mestbeleid 15 september 2021

Op 15 september staat een Commissiedebat Mestbeleid met minister Schouten gepland. Op de agenda
staat de Nederlandse inzet voor het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (2022-2025) en de verlening van
derogatie van de Nitraatrichtlijn. De waterschappen vragen aandacht voor onderstaande punten.

Waterkwaliteitsdossier tweede stikstofdossier?

De waterschappen willen voorkomen dat het waterkwaliteitsdossier een tweede stikstofdossier wordt. De
voorschriften in de Nitraatrichtlijn over de te bereiken doelen voor oppervlaktewater en de aanpak die
daarvoor nodig is, geven daar samen met de doelstellingen en bepalingen uit de Kaderrichtlijn Water en
de Waterwet aanleiding toe.

De Nitraatrichtlijn bevat ook doelstellingen voor het oppervlaktewater en gaat niet alleen over de bescherming van het grondwater. In de Nitraatrichtlijn staat dat de in het water aanwezige organismen en de kwaliteit van het oppervlaktewater moeten worden beschermd tegen verontreiniging door nitraten uit de landbouw en dat eutrofiëring moet worden tegengegaan. Eutrofiëring is het nutriëntenrijker worden van het oppervlaktewater door een toename van de hoeveelheid meststoffen (stikstof, fosfor) in het water. Het gevolg: de aanwezigheid aan planten- en diersoorten in het aquatisch ecosysteem (het water met de daarin levende planten- en diersoorten) raakt verstoord en gaat achteruit. Ook schrijft de Nitraatrichtlijn voor dat het direct en indirect lozen van stikstofverbindingen uit de landbouw in het aquatisch milieu moet verminderen en dat verdere verontreiniging moet worden voorkomen.

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is net als de Nitraatrichtlijn een Europese richtlijn. De doelstelling van de
Kaderrichtlijn Water (KRW) is dat uiterlijk in 2027 de waterkwaliteit van het oppervlaktewater zowel chemisch (schoon) als ecologisch (gezond) op orde moet zijn. Ook schrijft de KRW voor dat de verontreiniging van het oppervlaktewater wordt tegengegaan.

Tenslotte bepaalt de Waterwet dat om de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater te
beschermen er waterkwaliteitsnormen moeten gelden en dat lozingen en emissies van milieuschadelijke
stoffen in het water zijn verboden.

Waterkwaliteitsnormen oppervlaktewater strenger dan voor grondwater

Voor stikstof geldt dat de waterkwaliteitsnormen voor oppervlaktewater variëren van 1 tot 3 mg stikstof per liter afhankelijk van het type watersysteem. Dit betekent dat de normen voor oppervlaktewater een factor 3 tot 4 lager (en dus strenger) zijn dan de norm die in de Nitraatrichtlijn is opgenomen
voor grondwater. Als de grondwaternorm van 50 mg nitraat per liter (= 11,3 mg stikstof per liter) in het
grondwater wordt toegepast als norm voor het oppervlaktewater, worden de normen van de KRW en
de Waterwet met een factor 3,5 tot 11 overschreden.

Dat de grondwaternorm van 50 mg nitraat per liter onvoldoende bescherming biedt om de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn en de KRW te realiseren wordt inmiddels ook erkend door de Commissie
Deskundigen Meststoffenwet (CDM). In het rapport “Verkennende analyse van het stelsel van stikstofgebruiksnormen” adviseert het CDM de minister “om de norm voor de afleiding van de gebruiksnormen (en gebruiksvoorschriften) ter realisering van de doelstellingen voor oppervlaktewater te herzien.” De norm van 11,3 mg nitraat per liter biedt onvoldoende bescherming voor het oppervlaktewater.
De norm voor de hoeveelheid fosfor in het oppervlaktewater varieert van 0,02 tot 0,25 mg fosfor per
liter.

Huidige kwaliteit oppervlaktewater

Elke 4 jaar brengen de ministers van LNV en IenW verslag uit aan de Europese Commissie over de effecten van de maatregelen uit de Nitraatactieprogramma’s om de waterkwaliteit te verbeteren. Het rapport “Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland; toestand (2016-2019) en trend (1992-2019)” toont dat de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater stagneert en kan verslechteren. Ook de droge zomers van 2018 en 2019 leiden tot een slechtere waterkwaliteit.

De problemen met de kwaliteit van het oppervlaktewater in landbouwgebieden zijn landelijk. Het Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNSLO) met meetlocaties die alleen door de landbouw worden beïnvloed, toont aan dat in alle land- en tuinbouwgebieden op zowel zand-, klei- als veengebieden de waterkwaliteit van het oppervlaktewater niet voldoet aan de normen voor stikstof en/of fosfor. Op de helft van de meetlocaties worden de waterkwaliteitsnormen overschreden.

Het vorig jaar door het Planbureau voor de Leefomgeving uitgebrachte rapport “Nationale analyse waterkwaliteit” en het recent gepubliceerde rapport “Ex Ante Analyse Waterkwaliteit” geven hetzelfde beeld over de waterkwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland.

Nu maatregelen nodig

Om de doelen van de KRW in 2027 en die van de Nitraatrichtlijn in alle land- en tuinbouwgebieden te
halen, is het noodzakelijk dat het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e NAP, looptijd 2022 t/m 2025)
aanvullende maatregelen bevat. De tijd dringt. Daarmee wachten tot het 8e NAP (looptijd 2026 t/m 2029)
is te laat, in 2027 moeten de KRW-doelen zijn gehaald.

Afwegingskader nodig

Het ontwerp 7e NAP moet worden aangevuld met een afwegingskader met (tussen)doelstellingen, indicatoren, evaluatiemomenten en een tijdpad. Een afwegingskader is nodig om te kunnen toetsen of het 7e NAP voldoende resultaat oplevert en lopende het 7e NAP bij te kunnen sturen dan wel tijdig een besluit te nemen over de in het 8e NAP op te nemen extra maatregelen.

Bufferzones langs oppervlaktewater

Het aanleggen van bredere teeltvrije zones / bufferzones langs oppervlaktewater is een belangrijke maatregel om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren. De resultaten van de milieueffectrapportage (plan-MER) bevestigen dit. Deze zones zijn niet alleen effectief voor het mestbeleid (vermindert de afspoeling van percelen) maar ook voor het gewasbeschermingsbeleid en de biodiversiteit. Daarnaast kunnen deze zones worden gebruikt voor de aanleg van infiltratiegreppels waardoor water met meststoffen niet uitspoelen naar grond- en oppervlaktewater maar behouden blijven voor het gewas. Ook kan schade door droogte worden verminderd.

Meer vrijwillige en verplichtende maatregelen nodig

De waterschappen constateren net als de ministers van LNV en IenW dat het ontwerp 7e NAP weliswaar
een stevig pakket maatregelen bevat maar dat de waterkwaliteitsdoelen voor oppervlaktewater niet worden gehaald.

Er zijn extra maatregelen nodig om in 2027 de KRW-doelen voor de waterkwaliteit van het oppervlaktewater te realiseren. De waterschappen vinden dat naast vrijwillige ook niet-vrijwillige maatregelen in het 7e NAP moeten worden opgenomen. Het 7e NAP moet aangevuld worden met maatregelen die agrarische ondernemers verplicht moeten toepassen: maatregelen die door middel van regionale maatregelenpakketten in de landelijke mestwetgeving of waterwetgeving worden opgenomen. Regionale maatregelenpakketten zijn nodig omdat waterkwaliteitsproblemen door verschillende bodem- en watersysteem en andere typen landbouw van regio tot regio kunnen verschillen.

Stok achter deur

Wettelijke maatregelen zorgen voor een stok achter de deur voor de vrijwillige aanpak via o.a. het DAW.
Ook zorgt wetgeving ervoor dat alle agrarische ondernemers de maatregelen nemen die nodig zijn. Opname van voorschriften in mestwetgeving of de waterwetgeving zorgt ervoor dat ook de achterblijvers en de zogenoemde freeriders verplicht zijn om maatregelen te nemen. Maatregelen die de voorlopers al hebben genomen.

DAW nog meer versterken

De aanpak van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) zoals opgenomen in het ontwerp 7e NAP is
gericht op bewustwording, kennisdeling en stimuleren van agrariërs om vrijwillig maatregelen te nemen. De waterschappen vinden die aanpak onvoldoende en pleiten voor versterking van de DAW-aanpak in het 7e NAP. Om de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren is het nodig dat alle agrarische ondernemers aan de slag gaan met het nemen van maatregelen.

Ook maatregelen voor klei- en veengebieden

De problematiek in de zand- en lössgebieden krijgt veel aandacht in ontwerp 7e NAP waarbij de focus
vooral op het nutriënt stikstof ligt. Ook in klei- en veengebieden voldoet de kwaliteit van het oppervlaktewater niet aan de normen en zijn meer maatregelen nodig. Ook zijn er maatregelen nodig om de fosforbelasting naar het oppervlaktewater terug te dringen.

Meer inzet op toezicht en handhaving

Naleving van de wetgeving is belangrijk. Er is toezicht en handhaving nodig om hierop toe te zien en dit
geldt ook voor de aanpak van mestfraude. De inzet aan toezicht en handhaving moet versterkt worden en
er zijn meer praktijkcontroles nodig. Het houden van toezicht en de inzet van handhaving moeten zich
niet beperken tot de intensieve veehouderij in zandgebieden en het mestgebruik op grasland. Er moet ook worden toegezien op het mestgebruik in de plantaardige sectoren. Ook is er toezicht en handhaving nodig in klei- en veengebieden met waterkwaliteitsproblemen.

Win-win-maatregelen

De maatregelen die nodig zijn om de uit- en afspoeling van landbouwpercelen tegen te gaan zorgen voor een win-win situatie: zij zorgen er ook voor dat de meststoffen niet uit- en afspoelen maar beschikbaar blijven voor het gewas. Dit is zowel goed voor de agrarische ondernemer als positief voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater.

Samenvatting inzet waterschappen

  • Extra maatregelen in het 7e NAP: vrijwillige en niet-vrijwillige;
  • Aanvullen 7e NAP met een afwegingskader met (tussen)doelstellingen, indicatoren, evaluatiemomenten en een tijdpad;
  • Steun voor aanleggen van bredere teeltvrije zones / bufferzones langs oppervlaktewater;
  • Versterken van de DAW-aanpak in het 7e NAP;
  • Ook maatregelen voor klei- en veengebieden;
  • Maatregelen om fosforbelasting van het oppervlaktewater tegen te gaan;
  • Meer inzet op toezicht en handhaving en meer praktijkcontroles.

Koepels: wetsbehandeling Woo Eerste Kamer 28 september 2021

Wet open overheid. Zorgen over uitvoering.

28 september behandelt u de Wet open overheid in de Eerste Kamer. De decentrale overheden, voor wie de wet ook van toepassing is, hebben zorgen over de uitvoering en geven u graag een aantal inzichten mee voor het debat.

Woo als opvolger Wob belangrijk

De decentrale overheden onderkennen het belang van een open overheid en onderkennen ook dat hier nog ontwikkeling mogelijk is. Daarom ondersteunen wij de komst van de Wet open overheid (Woo) als opvolger van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Decentrale overheden brengen hun informatiehuishouding op orde

De decentrale overheden bereiden zich voor op de verplichting om documenten in 11 informatiecategorieën actief openbaar te maken. De Woo is daarbij een stimulans voor de decentrale overheden om hun eigen informatiehuishouding op orde te brengen, zodat zij aan de vereisten van de wet kunnen voldoen. Hiervoor is een forse inspanning nodig van gemeenten, waterschappen en provincies. IPO, VNG en UvW zijn daarom inmiddels projecten gestart om de implementatie van de Woo bij decentrale overheden te ondersteunen en versnellen.

Aansluiting op PLOOI is echter nog problematisch

Toch hebben wij zorgen over de uitvoerbaarheid van de Woo op korte termijn. De voorziene ingangsdatum van de Woo is 1 mei 2022. Het Platform Open Overheidsinformatie (PLOOI) wordt het verplichte platform waarop documenten in het kader van de Woo actief openbaar moeten worden gemaakt. Dit platform wordt ontwikkeld en beheerd door het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP) van het ministerie van BZK. Bij de decentrale overheden bestaat zorg of dit platform op de voorziene ingangsdatum voldoende ontwikkeld zal zijn en of overheden aangesloten kunnen worden op PLOOI om te kunnen starten met actieve openbaarmaking. Wij constateren dat op dit moment nog geen aansluitstrategie is ontwikkeld voor PLOOI.

Daardoor is het in de praktijk nog niet goed mogelijk om de juiste voorbereidingen te treffen. Daarnaast
bestaat onduidelijkheid over de technische aansluitvoorwaarden voor aansluiting op PLOOI in het kader van de Woo. Ook is het niet helder welke incidentele en structurele kosten decentrale overheden zullen moeten maken voor de verplichte aansluiting op PLOOI.

Wij hebben begrepen dat PLOOI ook ingezet zal worden voor acties naar aanleiding van de kabinetsreactie op de uitkomsten van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslagenaffaire (POK), zoals de openbaarmaking van interne beslisnota’s voor de Rijksoverheid. Wij hebben er begrip voor dat de actualiteit hiertoe noopt, maar zijn van mening dat dit niet ten koste mag gaan van de beschikbaarheid van PLOOI voor de decentrale overheden.

Deze problemen zijn urgent en dienen opgelost te zijn vóórdat decentrale overheden verplicht worden gebruik te maken van PLOOI. Dit laat onverlet dat decentrale overheden zich wel degelijk voorbereiden op actieve openbaarmaking van de verplichte informatiecategorieën.

Helderheid over de uitvoering is noodzakelijk voordat wet in werking treedt

Wij verzoeken uw Kamer daarom om bij de behandeling van de Woo kritisch te kijken naar de uitvoerbaarheid van de Woo op korte termijn en de minister van BZK te verzoeken om helderheid te verschaffen over onze zorgpunten alvorens de decentrale overheden te verplichten PLOOI te gebruiken.

Vaste Commissie digitale zaken 28 september 2021

Position paper rondetafel Commissie digitale zaken.

Op 28 september organiseert de commissie voor Digitale Zaken een rondetafelbijeenkomst. De Unie van
Waterschappen informeert u graag over het belang van digitalisering en de digitale transformatie voor de
waterschappen en enkele zaken waar de waterschappen bij de realisatie tegenaan lopen.

Belang digitalisering / digitale transformatie

Steeds vaker biedt digitalisering slimme oplossingen voor waterbeheer. Zo gebruiken de waterschappen
satellietbeelden en sensoren om beter te anticiperen op mogelijke problemen en zetten sommige waterschappen drones in voor dijkinspecties.

Digitalisering is een elementair onderdeel van de bedrijfsvoering van de waterschappen, het gaat om informatiemanagement. De hele overheid maakt deze digitaliseringslag door, waarbij de waterschappen allerlei bijzondere aspecten hebben, zoals de rioolwaterzuiveringsinstallaties, dijken en gemalen. Dat levert veel gegevens op. Die data worden door de waterschappen ontsloten en gedeeld. Denk hierbij aan ons rioolwateronderzoek (big brown data) die voor het Coronadashboard worden gebruikt of de waterstanden in waterlopen waar de boeren dankbaar gebruik van maken.

Digitalisering / digitale transformatie is geen keuze meer en staat bij de waterschappen prominent op de
bestuurlijke agenda. Zonder digitalisering en de digitale transformatie zijn de grote opgaven rondom klimaat, energietransitie etc. niet te realiseren.

Als 1 overheid aan de slag

Tegelijkertijd zien de waterschappen een toenemende afhankelijkheid van een goed functionerende ICTinfrastructuur en -dienstverlening waardoor Ze kwetsbaar zijn voor aanvallen van buitenaf (cybercrime). Dit gevaar is niet denkbeeldig, want elke dag vinden er wel duizend cyberaanvallen bij een waterschap plaats, zoals secretaris-directeur Piet Sennema van waterschap Aa en Maas onlangs in Binnenlands Bestuur aangaf. Om zowel de kansen van digitalisering en de digitale transformatie te grijpen als de risico’s en bedreigingen het hoofd te bieden, zullen we als één overheid met onderwerpen als digitale dienstverlening, datagedreven werken, archivering, informatieveiligheid, privacy en ethiek aan de slag moeten.

Implementatie essentieel

Vanuit Brussel en Den Haag komt heel veel wet- en regelgeving met betrekking tot digitalisering op de waterschappen af. Denk aan de Single Digital Gateway verordening, Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), Wet open overheid (Woo), nieuwe Archiefwet, Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who), Wet digitale overheid (Wdo), Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer (Wmebv), Wet elektronische publicaties (wep). Maar ook bijvoorbeeld de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en het Digitaal Stelsel van de Omgevingswet.
Nut en noodzaak van al deze wet- en regelgeving wordt uiteraard door de waterschappen onderschreven, maar ze vragen zich wel geregeld af of ze alles wel tijdig geïmplementeerd krijgen. Diverse wetten hangen nauw met elkaar samen en bij de implementatie wordt steeds een beroep gedaan op dezelfde capaciteit, waarbij het gaat om mensen op het gebied van privacy, dienstverlening, juridische zaken, ICT en informatieveiligheid.

Financiering en arbeidsmarkt

Als het om de digitalisering gaat, is het essentieel dat de overheid zich houdt aan de financiële afspraken
die zijn gemaakt. De toezeggingen die zijn gedaan mogen niet achter de horizon zakken, daarvoor is dit te belangrijk.

Daarnaast vraagt de digitale transformatie andere kennis en nieuwe vaardigheden van onze mensen. We
zijn voortdurend bezig met het vinden van nieuwe oplossingen en innovaties. In plaats van iemand die
met een stok het waterpeil meet, is er nu behoefte aan dronepiloten en informatieveiligheidsexperts. Waterschappen hebben het in de praktijk vaak moeilijk om de juiste mensen aan te trekken, ze moeten ze
soms uit het buitenland halen. Samenwerking binnen de overheid op het gebied van de arbeidsmarkt zien de waterschappen dan ook als zeer gewenst.

Verwachtingen Tweede Kamer

Ten aanzien van wet- en regelgeving verwachten de waterschappen dat de Tweede Kamer de voortgang
van en de samenhang tussen nieuwe wetten scherp in de gaten houdt. Diverse hier genoemde wetten
hebben vertraging opgelopen waardoor de implementatie bij de waterschappen erg onzeker en kostbaar
wordt. Inmiddels worden we soms zelfs al ingehaald door Europese wet- en regelgeving, want in Europa is veel aandacht voor de kansen en bedreigingen van digitalisering / digitale transformatie.
Daarnaast dient de Tweede Kamer de uitvoerbaarheid voor de waterschappen in de gaten te houden.
Voor nieuwe wet- en regelgeving mag een uitvoeringstoets nooit ontbreken. Hierin kunnen randvoorwaarden als voldoende financiële middelen en capaciteit meegenomen worden evenals de samenhang met andere wet- en regelgeving.
Een financieel arrangement en implementatieondersteuning zullen helpen om de implementatie van weten regelgeving te versnellen en zodoende de digitalisering / digitale transformatie bij de waterschappen te bevorderen.

Commissie EKZ met Frans Timmermans 7 oktober 2021

Op 7 oktober spreekt de Commissie EZK met Europees Commissaris Frans Timmermans over het Fit for 55
-pakket. De waterschappen vinden de aanpak van klimaat van cruciaal belang en ondersteunen de aangescherpte ambities vanuit Brussel. Waterschappen worden in het waterbeheer dagelijks geconfronteerd met de ernstige gevolgen van de klimaatverandering. Nederland heeft hierbij groot belang dat nationaal, Europees en mondiaal alle zeilen worden bijgezet. Waterschappen doen er alles aan om Nederland ook in de toekomst veilig en bewoonbaar te houden. De grenzen aan het systeem komen op in zicht. Zonder een krachtig mitigatiebeleid is het dweilen met de kraan open. Waterschappen zijn dan ook bereid om bij te dragen aan de uitvoering van het klimaatakkoord.

Waterschappen actief

In oktober 2019 hebben de waterschappen unaniem ingestemd met het Klimaatakkoord. In de aanloop
naar dit akkoord voeren zij al meer dan tien jaar een actief klimaat- en energiebeleid ondersteund met diverse convenanten, akkoorden en Green Deals die met het Rijk zijn gesloten. Zij boeken daarbij aansprekende resultaten. Speerpunt is het opwekken van duurzame energie door het gebruik van terreinen en installaties voor de productie van biogas, Aquathermie, windenergie en zonne-energie. De waterschappen investeren in eigen energieprojecten, maar ook worden gronden ter beschikking gesteld aan derden, bijvoorbeeld energiecoöperaties.

Groen Gas

De waterschapssector wil in 2025 voor 100% energieneutraal zijn, nu is dat al meer dan 40%. Vooral met
de opschaling van de productie van biogas en de opwaardering naar groen gas (biogas van aardgaskwaliteit) kunnen de waterschappen substantieel bijdragen aan de warmtetransitie. Daarvoor is uitvoering en een betere positionering van de Routekaart Groen Gas noodzakelijk. Er is een financieel stimuleringspakket nodig dat waterschappen en andere gasproducenten in de gelegenheid stelt om het potentieel te kunnen benutten (SDE en bijmengverplichting). Op dit moment kan nog onvoldoende worden geconcurreerd met het goedkope aardgas. We willen uiteindelijk toe naar klimaatneutrale en circulaire rioolwaterzuiveringen. De reductie van lachgas en methaan op onze zuiveringen is nog een hele uitdaging, maar we lopen hiermee in Europa wel voorop.

Aquathermie

Voor aquathermie, de warmte die kan worden gehaald uit afval- en oppervlaktewater, geldt dat de huidige Green Deal aquathermie wordt opgevolgd door een uitvoeringsprogramma Aquathermie, bij voorkeur als onderdeel van een uitvoeringsprogramma voor de warmtetransitie. Het potentieel is enorm en deze energiebron legt geen beslag op de schaarse ruimte. Naarmate we in Nederland beter in staat zijn om warmtebronnen te benutten, zijn er minder windmolens nodig. Waterschappen zijn bereid om deze warmte, waar mogelijk, beschikbaar te stellen voor warmtenetwerken in de gebouwde omgeving. Voor toepassing van aquathermie is een gelijk speelveld noodzakelijk via de SDE++ regeling.

Regionale Energie Strategieën

Waterschappen werken nauw samen met gemeenten en provincies om via de Regionale Energie Strategieën (RES) gezamenlijk de ambities voor windmolens en zonnepanelen op land en de inzet van warmtebronnen voor de gebouwde omgeving te realiseren. Waterschappen plaatsten windmolens nabij rioolwaterzuiveringen en honderdduizenden panelen.

Aanpassing Waterschapswet

Waterschappen kunnen broeikasgassen ook compenseren, voor zover reductie technisch-financieel nog
onhaalbaar is. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de Waterschapswet wordt aangepast zodat duidelijk is dat waterschappen meer energie mogen produceren dan dat ze zelf nodig hebben ter compensatie van hun uitstoot van broeikasgassen (tot klimaatneutraliteit). Met het oog op toekomstige investeringsbeslissingen is het zaak dat het wetsvoorstel snel wordt ingediend, zodat inwerkingtreding kan worden geborgd voor 2023.

Waterschappen ondersteunen verder de ambitie uit het Klimaatakkoord om te streven naar een klimaatneutrale en circulaire grond-, weg- en waterbouwsector in 2030. De CO2-uitstoot van dit soort werken bij de waterschappen maakt namelijk een belangrijk deel uit van de totale CO2-uitstoot. De waterschappen trekken hierin graag gezamenlijk op met de andere decentrale overheden en de uitvoeringsorganisaties van het Rijk in de sector, zoals Rijkwaterstaat en ProRail. Meerjarige financiële ondersteuning van het Rijk voor onderzoek is daarbij wel een vereiste.

Voorstel wijziging Wet gewasbeschermingsmiddelen

Waterschappen en drinkwaterwaterbedrijven steunen wetswijziging die verbod op gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw repareert.

Op 1 november levert de Commissie IenW inbreng op de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, waarin de wettelijke grondslag voor maatregelen inzake het (particulier) gebruik van gewasbeschermingsmiddelen) wordt geregeld. Dit was nodig omdat op 24 november 2020 het Gerechtshof in Den Haag een uitspraak had gedaan waardoor het weer mogelijk werd om buiten de land- en tuinbouw professioneel gewasbeschermingsmiddelen toe te passen op verhardingen en onverharde terreinen.

Met de voorgestelde wetswijziging wordt het gebruiksverbod voor het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw opnieuw ingesteld. Een belangrijke reparatie omdat:

  • De kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland nog onvoldoende is om in 2027 de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te halen. Op de helft van de meetlocaties worden gewasbeschermingsmiddelen in te hoge concentraties in het oppervlaktewater gevonden.
  • Naast toepassing in de landbouw heeft ook gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw waaronder door particulieren negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit.
  • Het gebruik buiten de landbouw haaks staat op de afspraak die tien verschillende partijen uit de land- en tuinbouw, fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen, watersector en natuur- en milieubescherming in 2020 samen met de overheid in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 hebben gemaakt, om in 2030 de emissie van gewasbeschermingsmiddelen vanuit de land- en tuinbouw tot nagenoeg nul terug te brengen. Het kan niet zo kan zijn dat het realiseren van deze ambitie doorkruist wordt door het weer toestaan van gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.
  • Bij innamepunten voor drinkwater sinds het verbod een afname van de aanwezigheid van gewasbeschermingsmiddelen zoals glyfosaat in het water te zien is, en het verbod daar waarschijnlijk aan heeft bijgedragen.
  • De bevoegdheid om ook restricties te stellen aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in uiterwaarden en buitendijkse gebieden, waardoor deze middelen makkelijk in het oppervlaktewater kunnen komen, is een verbetering.
  • Veel gemeenten en hoveniers vanuit milieuoverwegingen al bewust zijn overgestapt op groene alternatieven voor chemische onkruidbestrijding.

De demissionaire staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft het voornemen om het gebrek in de wetgeving op korte termijn te herstellen zodat het gebruiksverbod op gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw weer van kracht wordt.

– De waterschappen en de drinkwaterbedrijven steunen deze inzet en roepen de staatssecretaris op om de voorgenomen wetswijziging snel en op de kortst mogelijke termijn in werking te stellen.

Naast het opnieuw instellen van het gebruiksverbod voor het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw heeft de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ook tot doel om een grondslag te bieden voor maatregelen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren. Deze gebruikers (240.000 volkstuinen en vijf miljoen particuliere tuinen) zijn vaak niet goed op de hoogte zijn van de risico’s voor mens, dier en milieu en de voorschriften voor zorgvuldig gebruik. De waterschappen en drinkwaterbedrijven vinden daarom dat het beter is om op de kortst mogelijke termijn ook voor de particuliere gebruikers een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in te stellen.

– De waterschappen en de drinkwaterbedrijven roepen de staatsecretaris op om ook een gebruiksverbod in te stellen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door particulieren.

Wetsvoorstel adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers (35 530)

Onlangs heeft uw Commissie de nadere memorie van antwoord ontvangen van wetsvoorstel 35 530.
De Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg hopen op een spoedige plenaire afhandeling
van het wetsvoorstel.

Met de minister van BZK is afgesproken dat het vraagstuk van de hoogte van de vergoeding voor Statenleden en algemeen bestuursleden van de waterschappen als eerste onderwerp wordt voorgelegd aan het nog in stellen onafhankelijke Adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers.
De minister geeft aan dat het haar bedoeling is om voor medio 2022 de gevraagde duidelijkheid te bieden.

Met het oog op de werving van nieuwe kandidaten voor de komende Provinciale Staten- en waterschapsverkiezingen in maart 2023 zijn provincies en waterschappen blij met deze timing van de minister.

Commissiedebat Circulaire Economie 18 november 2021

Op 18 november staat een Commissiedebat Circulaire Economie gepland. De waterschappen geven u
graag een aantal aandachtspunten mee bij de stukken van dit overleg.

Actualisatie Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2021-2023

De waterschappen zijn al jaren actief in de terugwinning van grondstoffen en energie uit het rioolwater.
De waterschappen zien rioolwater allang niet meer als afval, maar als bron van grondstoffen en energie.
Zo winnen de waterschappen 18 verschillende grondstoffen uit dit water terug zoals cellulose, fosfaat, bioplastics & vetzuren, Kaumera en biomassa.

Daarbij lopen de waterschappen (en andere overheden en bedrijven)tegen afvalwet-en regelgeving aan
die stamt uit de jaren 70. Toen ging men nog uit van de gedachte dat een product een afvalstof zou worden.

Het ministerie is gestart met de voorbereidingen voor specifieke ministeriële regelingen om er voor te zorgen dat struviet en cellulose niet meer worden aangemerkt als afval. Daarmee kunnen de waterschappen verder geholpen worden, maar dit mag niet zolang gaan duren, bijna 6 jaar, als de procedure voor het rechtsoordeel1. De circulaire ambities van de waterschappen worden gedempt door gebrek aan ambitie bij I&W.

Er zijn nog 16 andere grondstoffen die deze ‘einde afvalstatus’ nodig hebben. De doelen van het programma ‘Nederland circulair in 2050’ moeten gehaald worden en daarvoor is een hoger tempo noodzakelijk.
– Hoe gaat het kabinet meer tempo maken zodat de doelen van Nederland circulair in 2050 gehaald worden?

Duurzaamheidscriteria biogrondstoffen

De waterschappen zijn blij met deze eisen voor biobrandstoffen maar missen in het overzicht de biogrondstoffen uit afvalwater. De rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi) van de waterschappen winnen namelijk grondstoffen terug zoals cellulose en fosfaat.
– Vindt de staatssecretaris grondstoffen teruggewonnen uit afvalwater ook biogrondstoffen?
Zo ja, dan moeten deze apart genoemd worden in de duurzaamheidscriteria.

Toelichting beleid biogebaseerde en bioafbreekbare kunststoffen

De waterschappen zien dat hier de focus ligt op “bio” uit de landbouw en natuur, terwijl ook de afvalwaterketen gezien kan worden als een biologische bron van grondstoffen waaruit tegenwoordig ook kunststoffen kunnen worden geproduceerd zoals Kaumera of bioplastic.
– Is de staatssecretarisop de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen, dat biogebaseerde kunststoffen geproduceerd kunnen worden uit afvalwater?
– Wordt deze ontwikkeling ook meegenomen in de ontwikkeling van dit beleid en is de staatssecretaris bereid om dit vanuit het Rijk de stimuleren, zodat deze techniek verder ontwikkeld kan worden?

Internationale Circular and Fair ICT Pact

De waterschappen vinden een samenwerking van ICT inkopende organisaties richting een meer circulaire
en sociale ICT markt een mooie ontwikkeling.
Echter, duurzaamheid is maar één van de criteria op basis waarvan waterschappen (en andere organisaties) uiteindelijk ICT zullen inkopen. Een ander belangrijk criterium is bijvoorbeeld informatieveiligheid.

Daarnaast hebben waterschappen niet altijd veel te kiezen en zijn ze afhankelijk van één/enkele grote ICT
leveranciers

1. Bedrijven kunnen bij IenW een rechtsoordeel vragen over de vraag of er sprake is van een afvalstof of niet. Zo’n oordeel heeft een ondersteunend karakter. Het is daarmee een niet-juridisch bindend hulpmiddel bij de toepassing van de regelgeving waar geen bezwaar en beroep tegen open staat. De waterschappen merken dat de rechtsoordelen erg lang duren.